En deed wat slecht is in de ogen van de HEER

2 Koningen 8:16-29

Geschiedenissen van de Koningen van Juda. Het is of weer op de basisschool zitten en de graven van Holland, de stadhouders en de Koningen moeten leren. Toch is dat niet de bedoeling van het stuk dat we vandaag lezen. Natuurlijk er staat over Koningen en hun opvolgers. Maar erg nauwkeurig staat het er niet. Je moet heel erg scherp opletten om te ontdekken dat de kroonprinsen al een jaar de koninklijke waardigheid hadden voordat ze zelf koning werden. Misschien was de schrijver ook wat slordig toen hij dat opschreef. Er staat ook duidelijk dat als je echte geschiedenis wilt lezen je in een ander boek moet zijn, de kronieken van de koningen van Juda. Dat is een ander boek dan de Kronieken die in de Bijbel staan. Dat boek over die koningen van Juda is overigens verloren gegaan. Waarom staat dat gedeelte van vandaag dan wel in de Bijbel? Daarvoor moeten we weer met de ogen van de Bijbel lezen. Werd de Wet van God gevolgd of niet? Er staat over deze koningen dat ze slecht deden in de ogen van God en wel omdat ze trouwden met een prinses uit het huis van Achab. Die prinsessen waren dochters van Isebel en die koningin had uit haar land afgodendienst meegenomen. Vruchtbaarheidsgoden waren geplaatst naast en soms zelfs in de Heiligdommen van de God van Israël. In de ogen van vrome Joden was dat ongeveer het slechtste wat mensen konden doen. Maar Juda werd daarvoor niet van de kaart geveegd. Het werd immers nog geregeerd door het Huis van David en David had de dienst rond de Ark van het verbond centraal in Israël gezet. In die Ark werd de Wet van heb Uw naaste lief als Uzelf bewaard. Die Wet wordt in dit verhaal tegenover de praktijk van het huis van Achab geplaatst. Dat maakt dat de Edomieten in opstand kwamen. In de Bijbel zijn de Edomieten de afstammelingen van Esau, de broer van Jakob. Jakob had het eerstgeboorterecht van Esau gepikt en in dit verhaal kun je teruglezen dat die Edomieten heel lang ondergeschikt waren aan Israël. Nu de dienst aan de God van Israël ondergeschikt gemaakt is aan de dienst aan vreemde goden vervalt ook de heerschappij over andere volken. Dat geldt ook voor Libna. Een stad die misschien minder bekend is maar die was veroverd door Jozua. Het was een stad van Levieten, dienaren van de Tempel in Jeruzalem. Die Levieten hadden dus ook het idee gekregen dat ze beter zonder de koning van Juda verder konden gaan. De banden tussen Israël en Juda waren daarentegen heel goed, maar er werd heel slecht voor de zwaksten in het land gezorgd. Wat wij er van kunnen leren? Dat we op moeten blijven letten op onze regeringen, wie ons ook regeert, de zorg voor de zwaksten en de minsten in de wereld moet voorop blijven staan en niet de bescherming van de rijken en de machtigen. We zullen er de geschiedenis op moeten blijven beoordelen, zeker ook vandaag.

Plaats een reactie