Jeremia 7:16-28
16 ¶ En jij, bid niet voor dit volk, kom niet langer met smeekbeden, dring niet bij me aan, want ik zal niet naar je luisteren. 17 Zie je niet wat er in de steden van Juda en de straten van Jeruzalem gebeurt? 18 De kinderen sprokkelen hout, de vaders stoken het vuur en de vrouwen kneden deeg om koeken voor de koningin van de hemel te bakken. Ook krenken ze mij door wijnoffers aan andere goden te brengen. 19 Maar treffen ze mij daarmee? spreekt de HEER. Treffen ze niet eerder zichzelf, tot hun eigen schande? 20 Daarom, dit zegt God, de HEER: Ik stort over dit land, over de mensen, de dieren, de bomen en gewassen op het veld mijn grote woede uit. Alles zal branden, en niets zal worden geblust. 21 ¶ Dit zegt de HEER van de hemelse machten, de God van Israël: Maak van je brandoffers maar vredeoffers: eet zelf het vlees maar op! 22 Toen ik jullie voorouders uit Egypte leidde, heb ik hun nooit iets gezegd of voorgeschreven over brand- en vredeoffers. 23 Wat ik hun geboden heb, is dit: “Wees mij gehoorzaam, dan zal ik jullie God zijn en zullen jullie mijn volk zijn. Volg steeds de weg die ik jullie wijs, daar zullen jullie wél bij varen.” 24 Maar ze luisterden niet naar mij, ze hebben mij niet gehoorzaamd. Ze volgden hun eigen plannen en lieten zich leiden door hun koppig en boosaardig hart. In plaats van mij te volgen, keerden ze zich van mij af. 25 Vanaf de dag dat jullie voorouders uit Egypte wegtrokken tot op de dag van vandaag heb ik telkens weer mijn dienaren, de profeten, naar jullie gezonden. 26 Maar niemand die naar mij luisterde, niemand die mij gehoorzaamde. Jullie zijn nog halsstarriger dan jullie voorouders. 27 Als je dit alles tegen hen zegt, zullen ze niet naar je luisteren; als je hen roept, zullen ze niet antwoorden. 28 Zeg dan tegen hen: Hier is nu een volk dat niet heeft geluisterd naar de HEER, zijn God, en dat zich niet heeft laten terechtwijzen. Oprechte woorden komen niet meer over hun lippen. 29 ¶ Scheer je hoofdhaar af, werp het weg, hef op de kale heuvels een klaaglied aan. De HEER verwerpt en verstoot je, jullie generatie treft hij met zijn toorn. (NBV)
Er wordt over de God van het Oude Testament nog wel eens als over een wreed en wraakzuchtig God gesproken. Deze teksten uit het boek van de profeet Jeremia lijken dat beeld te bevestigen. Nu komt dat ook omdat we de beelden die er in staan niet direct herkennen. De Koningin van de Hemel is de maan en aanbidding van de maan was bij veel volken in de Oudheid een zeer gewilde godsdienst die in hoog aanzien stond. De Maan zou vruchtbaarheid brengen, daarom stookten de vaders het vuur, waren de vrouwen aan het kneden, koeken in de vorm van kinderen. Daarnaast werd er dan op het land, of op de drempels van huizen plechtig wijn geschonken alsof je de godheid te drinken gaf. Mensen die zo doen vernietigen eigenlijk zichzelf.
Die mensen kennen niet meer de Wet die zegt dat je moet houden van je naaste als van jezelf. En als je in donkere tijden niet op elkaar kunt rekenen, onvoorwaardelijk op elkaar kunt bouwen, dan ga je ten onder. Daarom staat er dat ze zichzelf treffen. Daarom staat er dat alles zal branden en niets zal worden geblust. Voor de uitvinding van de pomp was men bij het blussen afhankelijk van emmers water die vanaf de bron werden doorgegeven. In een stad konden daar lange rijen voor worden gevormd. Maar als het ieder voor zich is en men naar de Maan roept om hulp in plaats van elkaar te helpen dan komt er van redding en van blussen niks terecht. In onze dagen hebben we soms ook zo’n afgod. Die noemen we dan de overheid. Daar wordt alle redding en hulp van verwacht. Elk probleem dat we tegenkomen wordt aan de vage, anonieme, overheid gegeven om opgelost te worden.
In plaats van dat we zelf de handen uit de mouwen steken en zorgen dat de wegen leger worden en de treinen voller, dat we geen goederen meer weggooien maar delen, zelf in gesprek gaan met vreemdelingen om hen hier in te laten burgeren, laten we alles aan de overheid. Die overheid moet zelfs voor een absolute veiligheid zorgen. Nooit mag ons iets overkomen. Zo werden in de dagen van Jeremia ook de goden aanbeden. In onze dagen doen mensen niet meer aan godsdienst. Dat is achterhaald zo klinkt het. Wie gelooft er nu nog in een God die je niet kunt zien? Maar offers brengen we wel. Belastingen noemen we die en die moeten niet besteed worden aan zorg voor ouderen of onderwijs voor kinderen maar aan absolute veiligheid. Elke burger moet voortdurend gecontroleerd worden. De God van Israël wil zulke offers niet. Liefde voor mensen, zorg voor de ouderen, bekommernis met de kinderen. Ook in onze samenleving moeten we het vertrouwen op afgoden opgeven, vandaag nog.