Jeremia 7:29–8:3
29 ¶ Scheer je hoofdhaar af, werp het weg, hef op de kale heuvels een klaaglied aan. De HEER verwerpt en verstoot je, jullie generatie treft hij met zijn toorn.30 De Judeeërs hebben immers gedaan wat slecht is in mijn ogen-spreekt de HEER. Ze hebben de tempel waaraan mijn naam verbonden is, met gruwelijke afgodsbeelden ontwijd, 31 en in het Hinnomdal de offerplaats Tofet gebouwd om er hun zonen en dochters te verbranden. Ik heb dat nooit geboden, ik heb dat nooit gewild. 32 Daarom-spreekt de HEER -,de dag zal komen dat er niet meer gesproken wordt over Tofet of het Hinnomdal, maar over het Moorddal. Men zal de doden in Tofet begraven tot er geen plaats meer is. 33 Dan vallen de lijken van dit volk ten prooi aan roofvogels en wilde dieren, en niemand die ze verjaagt. 34 Ik zal in de steden van Juda en de straten van Jeruzalem de vreugdezangen laten verstommen; bruid en bruidegom zullen niet langer van blijdschap zingen, want heel het land wordt een woestenij. 1 ¶ In die tijd-spreekt de HEER zal men de beenderen van de koningen van Juda, van de raadsheren, de priesters, de profeten en de inwoners van Jeruzalem uit hun graven halen 2 en ze uitspreiden voor de zon, de maan en het sterrenleger aan de hemel. Die vereerden ze met zoveel overgave en die volgden ze, die vroegen ze om raad en daarvoor knielden ze. De beenderen zullen niet worden verzameld en begraven, maar als mest op de akkers blijven liggen. 3 En wat er overblijft van dit verdorven volk zal de dood verkiezen boven het leven, op elke plaats waarheen ik hen verdreven heb-spreekt de HEER van de hemelse machten. (NBV)
Je zult over dit gedeelte uit het boek van de profeet Jeremia maar zelden horen preken. Het is een afschuwelijk en gruwelijk stuk. Jeremia maakt nog eens duidelijk hoe nodig die ballingschap wel niet geworden was. Afgoden aanbidden is slecht, beelden van die afgoden zetten in de Tempel van de God van Israël zetten is nog slechter, maar kinderen offeren aan een afgod is meer dan het aller slechtste. Zeker de God van Israël kan dat niet accepteren. En waarom het dan wel gebeurd? Kan die God dit soort wreedheden dan niet tegenhouden? We geloven over het algemeen dat die God dat wel zou kunnen. Maar telkens als er onschuldigen worden vermoord lijkt die God afwezig. Jezus van Nazareth zou dit uitleggen door te zeggen dat wat je aan de minsten hebt aangedaan je aan God hebt aangedaan.
Hij zelf riep aan het kruis dat zijn God hem had verlaten, een citaat uit Psalm 22. Maar ook al grijpt die God niet met bliksem en donder of door de aarde te laten beven het kwaad zal niet blijven, het kwaad zal nooit en te nimmer de aarde overheersen. Daarom is dit stuk Jeremia niet alleen een gruwelverhaal, passend bij het eind van oktober, maar is het ook een verhaal van hoop. De gruwelijkheden waaraan de zwaksten van het volk zijn blootgesteld gebeuren niet in het verborgen. De God van Israël heeft er weet van, de God van Israël kiest hun kant. Wat wij vergeten is dat die God meetrekt met de slachtoffers. Dat was begonnen met een slavenvolk dat ontsnapte aan hun overheersers en door de Woestijn op weg ging naar een land dat zou overvloeien van melk en honing. Die God vaart vandaag mee met de rubberbootjes over de Middellandse Zee. Hij vraagt ons wat wij doen tegen het verdrinken van zijn kinderen.
De gruwelijkheden zelf doen mensen daarmee niet ophouden. In onze dagen hebben we tribunalen en een strafhof maar van de vonnissen en veroordelingen lijken we nog maar weinig te leren. In de dagen van Jeremia maakte God uiteindelijk maar gebruik van Heidense legers om de gruwelijkheden te stoppen. In het Babel waar het volk heen werd gevoerd was geen plaats voor kinderoffers, daar werden die grote mensen met hun bruiloftsfeesten en vreugdezangen zelf als offer gebruikt. Maar ook de ballingschap zou niet het einde zijn. Daar kregen de overlevenden de kans om zich weer te herinneren waar het allemaal ook al weer over ging. Dat ging niet om offers, dat ging niet om vrolijke erediensten met leuke bands, dat ging niet om leuke kleding of prachtige verhalen. Maar in de godsdienst voor de God van Israël gaat het om recht en gerechtigheid. Daar gaat het om zorg voor die kinderen, om zorg voor de weduwen en de wezen, voor de ouderen, de zieken en gehandicapten. Elke dag mogen ook wij ons dat weer in herinnering brengen.