Ezechiël 20:27-38
27 ¶ Spreek daarom opnieuw tegen het volk van Israël, mensenkind, zeg hun: “Dit zegt God, de HEER: Jullie voorouders hebben mij ook verder nog met hun ontrouw bespot. 28 Ik bracht hen naar het land dat ik hun onder ede beloofd had, maar bij elke heuvel en bij iedere schaduwrijke boom die ze zagen, offerden ze hun vee en krenkten ze mij met hun offers. Daar brachten ze hun geurige reukoffers en daar plengden ze hun wijnoffers. 29 Ik vroeg: ‘Wat is dat toch voor plek waar jullie heen gaan om te offeren?’ Sinds die tijd wordt zo’n plek offerhoogte genoemd.” 30 Zeg daarom tegen het volk van Israël: “Dit zegt God, de HEER: Is het niet zo dat jullie jezelf nog altijd onrein maken, net zoals jullie voorouders deden? En plegen jullie niet tot op de dag van vandaag overspel met hun afschuwelijke goden? 31 Maken jullie jezelf niet nog altijd onrein met jullie offergaven, door je eigen kinderen als offer te verbranden en afgoden te vereren? En moet ik mij dan door jullie laten raadplegen, volk van Israël? Zo waar ik leef, ik zal mij beslist niet door jullie laten raadplegen! 32 Wat jullie willen, zal zeker niet gebeuren. Jullie denken dat je kunt worden als de volken die in andere landen wonen en goden van hout en steen vereren! 33 ¶ Zo waar ik leef-spreekt God, de HEER -,ik zal jullie koning zijn, een koning die met sterke hand en opgeheven arm zijn toorn over jullie uitstort. 34 Uit de landen waarover jullie verstrooid zijn, uit de volken waartussen jullie wonen, zal ik je bijeenbrengen en wegvoeren, met sterke hand en opgeheven arm. Ik zal mijn toorn over jullie uitstorten 35 en je de woestijn van de volken injagen. Daar zullen jullie oog in oog met mij komen te staan en zal ik jullie aanklagen. 36 Zoals ik jullie voorouders in de woestijn van Egypte heb aangeklaagd, zo zal ik ook jullie aanklagen-spreekt God, de HEER. 37 Ik zal je onder mijn herdersstaf dwingen en je houden aan de verplichtingen van ons verbond. 38 Wie tegen mij in opstand komen en rebelleren, zal ik scheiden van de anderen: ik zal hen wegleiden uit hun ballingschap, maar niet om hen naar hun eigen land terug te brengen. Jullie zullen weten dat ik de HEER ben. (NBV)
Er zijn profeten die de terugkeer uit de ballingschap als een feest hebben beschreven. Dan zal het gebeuren dat Jeruzalem weer wordt opgebouwd. Een stad met twaalf poorten, twaalf plaatsen waar recht wordt gesproken, waar iedereen tot zijn of haar recht kan komen. In midden in die stad, op de berg Sion staat dan de Tempel van de God van Israël. Niet een Tempel met een beeld van die God, niet met altaren waarop je het eten kunt klaarmaken dat die God in leven houdt. Maar met de richtlijnen voor de menselijke samenleving, de levensleer die iedereen vrede en recht garandeert, die duidelijk maakt dat er voor alle mensen op aarde voldoende is en waar iedereen kan oefenen in het delen dat nodig is om iedereen tot zijn of haar recht te komen. Er wordt een feest geschetst waar iedereen op aarde wel aan mee zou willen doen en het eind van het visioen van profeten als Jesaja is dan ook dat alle volken zich wenden tot Jeruzalem en ook hun samenleving gaan inrichten zoals in de richtlijnen uit de Tempel staat beschreven.
De feestdagen die het volk Israël in Jeruzalem en rond de Tempel kunnen vieren laten alvast zien hoe het zou zijn als alle volken op aarde mee zouden willen doen. Elke week wordt het werk gestaakt, elke week laat het volk zien blind en onvoorwaardelijk te vertrouwen op hun Koning, de God van Israël en geen slaaf te zijn van welke macht of kracht op aarde dan ook. Maar Ezechiël bouwt realiteit in zijn visioen in. De harde werkelijkheid die het volk in haar geschiedenis heeft moeten leren. Ze waren in een land net als andere volken. En in plaats van een volk te worden waar andere volken zich aan zouden gaan spiegelen spiegelden ze zichzelf aan andere volken. Bij elke oude boom en elke heuvel in het veld gingen ze offeren, aan vreemde goden, aan goden die zich zichzelf maakten van hout, zilver en goud. Soms vertelden ze verhalen bij de hopen steen die ze tegenkwamen, verhalen over de geschiedenis die het volk en haar voorvaderen hadden gehad met de God van Israël. En dan gingen ze bij die steenhopen offeren, de richtlijnen voor de menselijke samenleving speelden geen rol meer.
Zo zou het niet nog een keer gaan, sprak Ezechiël in de Naam van zijn God. Uit de woestijn van de volken zou het volk weer verzameld worden staat er letterlijk. In die woestijn moesten ze dus eerst leren wat het echt betekent als je de God van Israël wil vereren. Dat heeft niet veel te maken met fraaie godsdienstigheid, niets met fraaie kleding, met mooie liederen, met geheven handen, met praise of worship. Dat heeft te maken met recht en gerechtigheid, met vrede op aarde en in mensen een welbehagen. Dat zal dat nieuw gevormde volk moeten laten zien, daar zal dat nieuw gevormde volk ook op afgerekend worden, daar mogen ze voor of tegen kiezen. Maar alleen zij die echt mee willen doen zijn thuis in dat beloofde land. Alleen als je een menselijke samenleving inricht volgens de Tora, de richtlijnen van de God van Israël dan zal je land overstromen van melk en honing. Dan is natuurlijk ook zo voor de Heidenen die zich via Jezus van Nazareth hebben aangesloten bij die beweging voor een aarde voor de mensen. Ook wij zullen onze samenleving moeten inrichten volgens die richtlijnen. Het lijkt er nog lang niet op. Wij kopen liever wapens dan dat we zorg verlenen aan ouderen, zieken en gehandicapten, wij sluiten onze grenzen voor vreemdelingen in plaats van ze op te nemen en te behandelen als onze eigen burgers. Maar ook wij kunnen uit deze woestijn optrekken naar het beloofde land, we kunnen vandaag nog op weg gaan.