Hij sprak tegen hem in de ontmoetingstent

Numeri 1:1-16

1 ¶  Op de eerste dag van de tweede maand, in het tweede jaar na het vertrek van de Israëlieten uit Egypte, richtte de HEER zich in de Sinaiwoestijn tot Mozes. Hij sprak tegen hem in de ontmoetingstent en zei: 2-3 ‘Houd onder heel Israël een telling van alle weerbare mannen van twintig jaar en ouder. Tel hen hoofdelijk en schrijf hen met naam en toenaam in, geordend naar geslacht en familie en ingedeeld naar de legerafdelingen waartoe ze behoren. Doe dit samen met Aäron. 4  Uit elke stam moet iemand die aan het hoofd van een familie staat jullie daarbij behulpzaam zijn. 5  Dit zijn degenen die jullie zullen helpen: uit de stam Ruben Elisur, de zoon van Sedeür; 6  uit Simeon Selumiël, de zoon van Surisaddai; 7  uit Juda Nachson, de zoon van Amminadab; 8  uit Issachar Netanel, de zoon van Suar; 9  uit Zebulon Eliab, de zoon van Chelon; 10  wat de nakomelingen van Jozef betreft: uit Efraïm Elisama, de zoon van Ammihud, en uit Manasse Gamliël, de zoon van Pedasur; 11  uit Benjamin Abidan, de zoon van Gidoni; 12  uit Dan Achiëzer, de zoon van Ammisaddai; 13  uit Aser Pagiël, de zoon van Ochran; 14  uit Gad Eljasaf, de zoon van Deüel; 15  uit Naftali Achira, de zoon van Enan. 16  Dit zijn de Israëlieten die het meeste aanzien genieten; ieder van hen komt aan het hoofd van een stam te staan en krijgt het bevel over de legereenheden van die stam.’ (NBV)

Vluchtelingen moet je registreren. Dat is niet iets dat we nu uitvinden maar dat staat al in het vierde boek van de Bijbel. Wij noemen dat boek Nummeri, maar uit het Hebreeuws vertaaald heet dat boek eigenlijk “In de woestijn” En daar begint het boek dus mee. Wij hebben het altijd maar gemakkelijk over het volk Israël. Dat volk stamde af van Aartsvader Jacob, was in 400 jaar in Egypte uitgegroeid tot een groot volk, zo groot dat de Egyptenaren er bang voor waren geworden. Nadat alle eerstgeborenen in één nacht gestorven waren in Egypte, behalve bij dat rare volk van Jacob, waren ze het land uitgejaagd en uiteindelijk in de woestijn terecht gekomen. Er hadden zich overigens een aantal Egyptenaren en andere slaven bij hen aangesloten. In de woestijn waren ze door hun leider, Mozes naar een berg gevoerd waar het donderde en bliksemde. Daar zouden ze richtlijnen krijgen hoe hun land in te richten als een menselijke samenleving. Uiteindelijk hadden ze Mozes gevraagd die richtlijnen op de berg op te halen. Dat ze een nieuw land zouden krijgen moesten ze maar geloven. Maar wie hoorde nu eigenlijk bij dat volk, en hoe was dat volk nu eigenlijk samengesteld.

Het volk bevond zich nog steeds bij de Berg waarop die richtlijnen gegeven waren. Ze hadden op last van Mozes de tent der ontmoeting gemaakt, daar was het goud en zilver in gaan zitten dat ze van de Egyptenaren hadden gekregen. Een beeld van hun God, een gouden kalf bijvoorbeeld, hadden ze niet mogen maken. Er was wel een priester, Aäron die ze moest helpen bij de offers die ze hadden te brengen en de stam van de Levieten was aangewezen om ze te helpen in het toepassen van de richtlijnen om een menselijke samenleving op te bouwen, maar verder waren ze nog een zootje zwervers in de woestijn. Een geordend volk leek nog ver weg te liggen. Die tent der ontmoeting zou voortaan de plaats innemen van de Berg waarop Mozes die richtlijnen had ontvangen. In die Tent zou Mozes God weer ontmoeten en van God horen hoe het verder zou moeten met het volk. Dat volk is nu een echt volk, met regels die voor iedereen zouden moeten gelden, met een godsdienst en een regering. De regering was God zelf, Mozes gaf de orders van Koning God door, daarom moest ook het volk zich rond die tent legeren. En legeren zou nodig zijn om zich tegen rovers en andere volken te beschermen. Het werd dus tijd een leger te vormen.

De namen van de zonen van Jacob waren bewaard gebleven. Het boek over de uittocht, dat wij Exodus noemen, heet in het Hebreeuws “Dit zijn de namen” en dat zijn de namen van de zonen van Jacob. Die namen zullen de indeling van het volk bepalen. Het is de gewoonte om voor de strijd de soldaten te noemen, op te schrijven en te monsteren. We weten wie het zijn die hun leven over hebben voor de bescherming van het volk. Degenen die de namen verzamelen en het monsteren uitvoeren moeten mensen zijn die te vertrouwen zijn. Zij immers zullen de mannen de oorlog insturen. Mozes ligt voor de hand, hij heeft contact met God, Aäron volgt hij is de broer van Mozes en de Priester. Verder wordt uit elke stam een stamhoofd gekozen door God. Iemand die hoofd is van een familie maar in de hele stam groot aanzien geniet. De familie, de clan, is kennelijk te klein om als eenheid te dienen voor de organisatie van het leger. De ene clan zal ook groter zijn geweest dan de andere. De volgorde van de stammen is de volgorde van hun geboorte en van de vrouwen met wie Jacob getrouwd was, Lea en Rachel, gevolgd door de zonen van hun slavinnen, Bilha en Zilpa. Eén stam ontbreekt. De stam van de Levieten, zij dienden de God van Israël ook door het volk te dienen. En de God van Israël is een God van vrede. De levieten hoorden dus niet in het leger. Dat een volk goed en strak georganiseerd is, is zo vreemd nog niet, maar die organisatie moet gericht zijn op vrede, op bescherming van de zwakken. Dat was toen zo, dat is nu niet anders.

 

Plaats een reactie