En ik moet dat aanvaarden?

Maleachi 1:6-14

6 ¶  Een zoon eert zijn vader, een dienaar zijn heer. Als ik jullie vader ben, waar is dan je eerbied voor mij; als ik jullie heer ben-zegt de HEER van de hemelse machten-, waar is dan je ontzag voor mij? Jullie, priesters, minachten mijn naam, en zeggen dan: ‘Hoezo minachten wij uw naam?’ 7  Jullie brengen verwerpelijk voedsel naar mijn tafel, en zeggen dan: ‘Hoezo hebben wij u verworpen?’ Door te beweren dat mijn altaar de moeite niet waard is! 8  Als jullie met een blind offerdier aankomen, zeggen jullie: ‘Wat geeft dat nu?’ En ook als jullie met een kreupel of ziek dier aankomen, zeggen jullie: ‘Dat geeft toch niets?’ Bied de gouverneur zo’n dier maar eens aan en zie of hij er tevreden mee is en jullie goedgezind zal blijven-zegt de HEER van de hemelse machten. 9  Zo zullen jullie God wel gunstig stemmen, zo zal hij zijn volk wel gunstig gezind zijn! Dit alles gebeurt door jullie toedoen; zou hij zijn volk dan nu goedgezind zijn? 10  Het zou beter zijn als een van jullie de tempeldeuren zou sluiten en jullie het vuur op mijn altaar niet langer zouden aansteken, want dat is toch zinloos. Ik wijs jullie af-zegt de HEER van de hemelse machten-en de offers die jullie brengen aanvaard ik niet. 11  Van waar de zon opgaat tot waar ze ondergaat staat mijn naam bij alle volken in aanzien, overal brengt men mij reukoffers en reine offergaven. Mijn naam staat bij alle volken in aanzien-zegt de HEER van de hemelse machten-, 12  maar jullie ontwijden hem door te beweren dat mijn altaar verontreinigd mag worden, door te denken dat je er minderwaardig voedsel heen kunt brengen. 13  Jullie halen je neus op voor de dienst aan mijn altaar-zegt de HEER van de hemelse machten-, jullie zeggen: ‘Dit alles kost ons te veel moeite.’ Jullie brengen mij gestolen dieren, en kreupele en zieke dieren-zegt de HEER -,dat is wat jullie mij als offergave aanbieden, en ik moet dat aanvaarden? 14  Vervloekt de bedrieger, die de Heer een ongeschonden mannelijk dier uit zijn kudde belooft maar hem een geschonden beest offert! Ik ben een groot koning-zegt de HEER van de hemelse machten-, en alle volken zijn vervuld van ontzag voor mijn naam! (NBV)

Ze kunnen dan wel een mooie Tempel bouwen, zo een als ze gewend waren te zien in Babel. En de priesters hadden ongetwijfeld fraaie gewaden waaraan je direct kon zien dat ze Priester waren. Ook zullen de rituelen met de nodige plechtigheid en pracht en praal zijn uitgevoerd. Maar toch deugde het niet. De offers van deze God zijn niet voor hemzelf. Met deze offers moet je zelf maaltijd houden, met je familie, met de tempeldienaars, met de armen en met de vreemdelingen die je helpen. Dan kun je je er niet afmaken met zomaar offerdieren. In de oude wetten stond dat er aan die offerdieren niets mocht mankeren. God liefhebben boven alles en je naaste als jezelf betekent dat hulp voor een ander geen fooi is, dat overgeschoten tweede hands of onbruikbaar spul niet genoeg is. Armen helpen alsof je jezelf helpt betekent dat de armen zich moeten kunnen vertonen in dezelfde kringen als jij je vertoont. Vreemdelingen een plek geven in je eigen samenleving betekent dat die vreemdelingen mee kunnen doen zoals jij meedoet. En als je iets aan God wil offeren is het beste nog niet goed genoeg.

De Priesters uit de tijd dat deze profetie werd geschreven moesten dat nog leren. Ze hadden wel de oude verhalen over Abraham bewaard, ze hadden nog weet van de uittocht uit Egypte, maar de manier waarop in Babel religie werd beleden stond hun te veel op het netvlies. In de meeste godsdiensten gaat het immers om het uiterlijk vertoon, om de pracht van kleren, om de kleuren en om de massaliteit van het toegestroomde publiek, om de betovering. Het is door de eeuwen heen steeds weer moeilijk om je voor te stellen dat dat niet geldt voor de godsdienst van de God van Israel. Dat het daar gaat om mensen en niet om pracht en praal. Aan de God van Israel is geen pracht toe te voegen. Daar kan geen mens iets aan bijdragen. De mens kan alleen iets bijdragen aan de liefde voor de minste schepselen van die God, de mensen die het moeilijk hebben, de hongerenden, de bedroefden, de zieken, de gevangenen, de onderdrukten.

Toen in die samenleving zo goed als in de onze, aan de vreemdelingen die in ons midden zijn. Wat dat betreft verschilt de samenleving zoals die in deze profetie wordt beschreven niet al te veel van de onze. Ook in onze samenleving staan pracht en aanzien hoog genoteerd en worden armen, gehandicapten en vreemdelingen met het slechtste afgescheept. Vreemdelingen die ons land moeten verlaten worden onnodig en veel te lang opgesloten stelde Amnesty International vast, zelfs kinderen worden lang opgesloten als hun ouders uitgewezen zijn. De nieuwe stromen van vluchtelingen die ons land bereiken worden opgevangen door zeer veel vrijwilligers, mensen die nog weet hebben van het opnemen van vreemdelingen in hun midden, maar tegelijk wordt geprobeerd haat te zaaien tussen vluchtelingen en de gemeenschappen waar ze moeten verblijven. Op de zorg voor zieken en gehandicapten wordt fors bezuinigd, waar iedereen er op vooruit gaat gaan zij er op achteruit. Het is of de priesters uit deze profetie ook bij ons aan de macht zijn. Het is tijd voor een bode als de schrijver van deze profetie. We kunnen die taak ook allemaal vervullen door tenminste onze stem te laten horen, de stem van de mensen in nood.

Plaats een reactie