Onze God, is vol erbarmen en vergeving

Daniël 9:1-8

1 ¶  In het eerste jaar nadat Darius, zoon van Xerxes en Mediër van geboorte, tot koning was gekroond over het rijk van de Chaldeeën, 2  in het eerste jaar van zijn koningschap, leidde ik, Daniël, uit de boeken af hoeveel jaren het zou duren voordat de puinhopen van Jeruzalem verdwenen zouden zijn. Zoals de HEER aan de profeet Jeremia had gezegd, waren dat er zeventig. 3  Ik wendde mij tot God, de Heer, en gaf me over aan gebed en smeekbeden, al vastend en rouwend. 4 ¶  Ik bad tot de HEER, mijn God, en beleed schuld: ‘Heer, grote en geduchte God, die zijn beloften nakomt en trouw is aan wie hem liefhebben en doen wat hij gebiedt; 5  wij hebben gezondigd en ons misdragen. Wij zijn slecht en opstandig geweest, wij zijn van uw geboden en regels afgeweken 6  en wij hebben niet geluisterd naar uw dienaren, de profeten, die in uw naam tot onze koningen, onze vorsten, onze oudsten en tot het hele volk gesproken hebben. 7  U, Heer, staat in uw recht, maar tot op deze dag staat de schaamte ons op het gezicht, ons, de mannen van Juda, de inwoners van Jeruzalem, alle Israëlieten, of ze nu dichtbij zijn of ver weg, in alle landen waarheen u hen hebt verdreven vanwege hun ontrouw jegens u. 8  HEER, ons en onze koningen, onze vorsten en onze oudsten staat de schaamte op het gezicht, omdat wij tegen u gezondigd hebben. 9  De Heer, onze God, is vol erbarmen en vergeving, hoewel wij tegen hem in opstand zijn gekomen(NBV)

Er zijn nog steeds mensen die verkondigen dat de God van Israël zoals daarover in het Oude Testament, de Hebreeuwse Bijbel, wordt verteld een God van straf en wraak is. In dat zelfde boek lezen we echter op veel plaatsen dat het helemaal niet het geval is. In het verhaal van Daniël komen we dat hier ook tegen. Die ballingschap kent een einde. De profeet Jeremia had dat geschat op 70 jaar. Een symbolisch aantal jaren misschien, er waren volgens de opvattingen van die tijd ook 70 volken, maar toch een eindig aantal jaren. In twee generaties zou een terugkeer naar het land Israël en een herstel van Jeruzalem en de Tempel weer mogelijk moeten zijn. Eigenlijk vertelt het boek Daniël ons hier dat het niet de God van Israël is die ons straft maar dat de ellende die ons overkomt heel vaak door onszelf is afgeroepen. Niet door de kleine mensen die het  eerst het slachtoffer van zijn maar door staten, naties en machthebbers die de kleine mensen in de luren leggen, uitbuiten en de schuld geven. Zij zorgen er voor dat er ongelijke verhoudingen in inkomen en vermogen blijven. Zij schaffen zich wapens aan en vormen legers. Zij verheerlijken de symbolen en geschiedenis van nationale staten en proberen iedereen er van te overtuigen dat die symbolen en die geschiedenis hoog verheven zijn boven de symbolen en de geschiedenis van alle andere volken op aarde.

Het is niet voor niets dat het boek van Daniël stelt dat de machthebbers en de koningen, de vorsten en de oudsten zich schamen voor het verlies dat zij geleden hebben. Niet de weg van de God van Israël was gevolgd, maar men had eigen wegen gezocht. Ondanks alle waarschuwingen van profeten en priesters was de ongelijkheid tussen arm en rijk steeds groter geworden. Bondgenootschappen met vreemde volken waren gesloten tegen het advies van profeten in. Eigenlijk was dat volk in opstand gekomen tegen de God van Israël. Want dat volk van Israël had een bijzondere taak te vervullen. Het zou hebben moeten laten zien aan alle andere volken dat er een andere weg mogelijk is dan het verheerlijken van eigen gelijk en het gebruik van geweld om dat gelijk te halen. Dat volk had richtingwijzers gekregen die het volk geleid zouden hebben naar een land dat zou overvloeien van melk en honing. In plaats daarvan had het volk zich zo gedragen dat het had geleid tot een verspreiding van het hele volk over alle andere volken op de aarde. En toch, toch blijft die God van Israël trouw aan zijn plan om Israël te gebruiken om de volken te laten zien dat er een andere weg is dan onderdrukking, onrecht, oorlog en geweld.

Dat is natuurlijk een geweldige ontdekking. In onze dagen wordt daar weinig in geloofd. Je wordt immers alleen rijk als je voor jezelf zorgt. Hardwerkende Nederlanders wordt als etiket op mensen  geplakt die het verstand, het doorzettingsvermogen en de kans krijgen om zichzelf te verrijken ten koste van anderen. Mensen die eerlijk blijven en een eerlijk loon nastreven, delen met mensen die niets hebben en zichzelf niet beter vinden dan een ander worden nooit rijk. Niet dat ze direct arm worden. De inkomens worden in onze samenleving nu eenmaal ongelijk verdeeld. Als de inkomens stijgen dan stijgen ze bij de rijken harder dan bij de armen. Wie door God gezegend is met een scherp verstand komt altijd terecht in banen waarin meer verdiend wordt dan voor mensen met een beperkter verstand mogelijk is. Hoe hard de een en de ander werkt maakt voor de verdeling van inkomen in onze samenleving niet uit. Wat van grote invloed is is de vraag hoe wij ons laten beïnvloeden door de mensen die onze ongelijkheid verdedigen. Delen met de armsten in de wereld mag niet, versterken van ons leger mag wel. Het verkleinen van inkomensverschillen, niveleren, mag niet, minder zorgen voor ouderen en gehandicapten mag wel. Zolang wij die weg kiezen en de richtlijnen voor eerlijk delen van de God van Israël verwaarlozen blijven we met zorg en ellende zitten. Elke dag kunnen we er verandering in brengen, geloven dat het kan, geloven in die God is daarvoor een voorwaarde.

Plaats een reactie