Zes dingen haat de HEER

Spreuken 6:12-19

Het lijkt om te beginnen wel open deuren dag. De Spreukendichter beschrijft een kwaadaardig mens, een onbetrouwbaar iemand. En wij kennen die alle maal wel in onze eigen omgeving. Bij veel mensen zal direct een naam opkomen. Iemand die voortdurend leugens rondstrooit, iemand die voor misdaden een oogje dichtknijpt, onder tafel een veelbetekenend tikje met zijn voet geeft, stiekem een vingerwijzing naar wat er nu weer misgaat met anderen. Zo iemand zit zoals wordt opgemerkt inderdaad vol leugen en bedrog en is altijd uit op kwade zaken, die zaait voortdurend tweedracht. Het is maar goed dat het met zo iemand verkeerd afloopt, dat die niet het laatste woord heeft, dat de leugens en de misleiding worden doorzien. Niet  zomaar, niet vanzelfsprekend maar onverwacht en als de leugenaar eenmaal doorzien is, als zijn valsheid aan het licht is gekomen dan is het ook snel afgelopen met een dergelijk sujet.

Maar als we dat zo goed weten waarom doorzien we die leugenaars, die kwaadsprekers, die zaaiers van tweedracht niet wat sneller. We laten ons zo vaak bedriegen, zo vaak trappen we in propaganda, zo vaak lopen we haatzaaiers en kwaadsprekers achterna. Jezus van Nazareth gaf zijn volgelingen daar zelfs een aparte waarschuwing voor “oordeel niet, want zoals ge oordeelt zal je geoordeeld worden” Dat zou je moeten vrijwaren van kwaadsprekers. Maar helaas, vaak heeft deze waarschuwing van Jezus van Nazareth het tegengestelde effect. Wie zijn wij om een ander een leugenaar te noemen, om het benoemen van slechte zaken kwaadsprekerij te noemen, het afwijzen van kwade praktijken als  haat zaaien te bestempelen? Waar rook is is vuur en als mensen die doorgaans als verstandig bekend staan zulke dingen zeggen moeten we die dan niet serieus nemen? Ook de spreukendichter kent die vragen. Maar onze maatstaf is toch de God van Israël, niet wij maken uit wat goed of wat slecht is, maar de God van Israël.

En wat de God van Israël goed of slecht vindt, in dit geval alleen slecht, vinden we in het tweede gedeelte van het stukje dat we vandaag gelezen hebben. Zeven dingen worden er genoemd, zes en zeven zijn bedoeld om de aandacht te trekken. Maar ogen die hooghartig kijken, wij zijn beter dan de ander, worden gehaat door God, zeker als die gepaard gaan met een tong die liegt, of handen die onschuldig bloed vergieten, bijkomende schade in geweld tegen hen die geweld gebruiken. Een hart dat zich bezig houdt met het kwade, niet met het goede, voeten die zich naar misdaad reppen of misdaad een zaak is waar we voortdurend vol van moeten zijn. En waarvan zijn we getuige? Getuigen die liegen zijn dan een pest, dan kun je niemand meer vertrouwen, je kunt ze herkennen aan het stoken tussen mensen, die is goed en die ander is slecht. Alle mensen zijn immers broeders en zusters. Zo mogen we de wereld nu eens anders bekijken. Niet door de ogen van kwaadsprekers, leugenaars en haatzaaiers , maar door de ogen van God, met de liefde voor de minsten, met liefde voor elk mens, net zo lief als je jezelf hebt. Elke dag weer.

Plaats een reactie