En de vreemdelingen die bij u in de stad wonen.

Deuteronomium 31:9-23

Je hebt het volk, en je hebt de vreemdelingen die bij ze in de stad wonen. We doen de laatste jaren een beetje of dat twee verschillende werelden zijn. Vreemdelingen moeten inburgeren en wij maken wel uit of ze er bij mogen horen of niet. Volgens de Bijbel gaat dat anders. Vreemdelingen blijven nu eenmaal vreemdelingen maar het volk Israël moet zorgen dat ze mee kunnen doen. Elk jaar wordt er een vrolijk feest gevierd, het Loofhuttenfeest. Op dat feest moet de hele Thora worden voorgelezen. we hebben de laatste tijd daar elke dag een stukje van gelezen en geleerd dat bij de feesten een maaltijd moet worden aangericht waarbij het eten en drinken zeer uitdrukkelijk gedeeld moet worden met de vreemdelingen en de armen. Bij het voorlezen van de Thora horen ook uitdrukkelijk de vreemdelingen uitgenodigd te worden.

Maar het voorlezen van de Thora is niet genoeg. Mozes krijgt de opdracht een lied te schrijven dat iedereen uit het hoofd moet leren. Als je dat dan samen zingt kan niemand zeggen nooit van de Thora te hebben gehoord.  Iedereen in Nederland wordt geacht de wet te kennen dus ik moet bijvoorbeeld op passen wat ik hier over personen schrijf. Als ik zou opschrijven dat een minister, staatssecretaris of een partijleider een misdadiger is dan overtreed ik de wet, dat schrijf ik hier dus niet op. Een partijleider mag dan best zeggen dat de uitspraak dat de samenleving niet vergrijst maar verbruint helemaal niet racistisch is en dat je met iemand die dat zegt juist extra goede vrienden kan zijn.  Dat je iemand beschuldigd van het plegen van een misdrijf zonder bewijzen heet smaad, staat in de strafwet.

Nu is de wet tegen smaad, belediging en racisme voor Kamerleden heel erg moeilijk toe te passen. Kamerleden hebben een zogenaamde parlementaire onschendbaarheid en dat is maar goed ook. De meest verderfelijke opvattingen kunnen dan in elk geval gehoord en bestreden worden. Wij hebben als volk overigens al een lied dat ons bij de les kan houden. Dat lied bezingt dat we geen Nederlanders zijn maar uit Duitsland stammen, dat we in Zuid Frankrijk een prinsdom hebben en altijd de Koning van Spanje hebben geëerd. Dat als we een tiran willen verdrijven we ons verlaten op de Thora van de God van Israël en dat hoe fraai een regering er ook uitziet we altijd de God van Israël meer gehoorzaam zullen zijn, dat laatste staat een beetje verstopt in het 15de couplet maar het staat er wel. We moeten alleen nog een feestdag verzinnen om samen met de vreemdelingen een maaltijd voor de hele stad te houden, dat zou ons veel vrede opleveren en angst doen verminderen.

Plaats een reactie