Rechters 3:1-11
Â
Het waren van die keurige mensen, de bewoners van dat nieuwe land. Ze hadden steden, en koningen zelfs. Ze bewerkten hun land en hadden nette gezinnen, met mooie dochters. Daar wil je toch bijhoren nietwaar? Je vader en moeder hadden net als je grootouders nog door de woestijn gezworven, en daarvoor waren je voorouders slaven geweest in Egypte. Nou daar kon je beter niet te veel over praten. Dan ga je er immers nooit bij horen, dan raak je nooit thuis in je nieuwe land? Mooie goden hadden ze ook in dat nieuwe land, met tempels en beelden en fraaie riten. Die goden hoorden bij het land, voor elke streek hadden ze een aparte god, en soms voor elk jaargetijde zelfs ook. En machtig dat die goden zouden zijn, zonder die goden zou het graan niet groeien en zou het niet gaan regenen. Dat land vloeide over van melk en honing, daar hadden die goden vast voor gezorgd.
Zelf hadden ze ook wel een God maar daar was geen beeld van, en een tempel was er ook al niet, ja een mooie tent. Maar in die tent stond een kist, met een kandelaar en een tafel met brood. In die kist zouden twee stenen platen liggen met daarop een eenvoudige wet, van niet doden, niet stelen, niet liegen en van je naaste houden als van jezelf. Daar was niks aan. Riten hadden ze ook al niet, je moest wel offeren maar dat was voor de priesters of je moest gelijk een hele maaltijd houden, met je knechten, armen en vreemdelingen. Nee, het volk Israel ontworstelde zich aan haar verleden als woestijnvolk en raakte thuis in het land van overvloed. Net als wij thuis zijn in het land van overvloed, waar keurige pakken, fraaie auto’s, mooie huizen en bovenal een perfect uiterlijk het meest belangrijke zijn.
Dat je kleren gemaakt zijn door zeer jonge, maar zeer arme kinderen is jouw zaak toch niet, daar kun je niks aan veranderen. Dat je met die auto kostbare aardolie op maakt en mensen verleidt zichzelf en elkaar dood te rijden is jouw zaak niet, je vrijheid mag best wat kosten. Dat je huis energie slurpt zodat er voor je kleinkinderen al niks meer over zal zijn zal je worst zijn. Moeten ze ook maar iets uitvinden. Dat je het eigenlijk niet kunt betalen maakt ook al niet uit, overal kun je lenen en wanneer de schulden worden afbetaald zien we later dan wel weer. We zijn sedert het verhaal uit het boek Rechters nog niks veranderd.
Het is nogal wat als je geen regering hebt en geen koning en toch rust. Niemand die regeert, geen regering en geen parlement. Bij Israel was daar wel een rechter voor nodig, iemand die voortdurend de mensen bij de Wet van de Woestijn hield. Er waren er al een aantal geweest maar de eerste die bij name genoemd wordt is Othniël, nog familie van Kaleb die samen met Jozua het land, overvloeiende van melk en honing, had verkend en enthousiast was teruggekeerd. Nu waren ze onder de heerschappij gekomen van een van de koningen die een stad regeerden in Kanaän. De namen die er staan zeggen ons niet zoveel, en namen vertaal je nu eenmaal niet. Als we zouden praten over minister Kerkziek kijk je toch vreemd op, het is de vertaling van Churchill. Dat niet vertalen van namen is hier wel jammer want de Bijbel noemt die koning “Koning vreemde dubbelschoft” of zoiets en dat zou je in de Bijbel toch niet direct verwachten.
Die koning was koning en had zich verheven boven de mensen om hem heen. En in plaats van als wijs bestuurder de mensen te dienen hield hij slaven en moesten de Israëlieten acht jaar voor hem werken. Toen hadden ze weer door dat de Wet van je naaste liefhebben als jezelf toch zo gek niet was. Nou moeten we toch nog even wennen aan het geweld dat in het boek Rechters wordt toegepast. We hebben nog wel eens het gevoel dat de Bijbel geweld absoluut veroordeeld. Dat is toch niet helemaal het geval. In navolging van de profeten spreekt Jezus nog wel eens over het uittrekken en verbranden van onkruid en daarmee worden mensen en machten aangeduid die mensen verstikken. Dat gold dus ook voor deze koning die niet wilde delen maar alleen profiteren.
Geweld in de Bijbel is bijna altijd tegengeweld, als er geen andere uitweg is om de zwakken tegen geweld te beschermen. Zo zou het ook in onze dagen moeten gaan. Daarom hebben we de Verenigde Naties opgericht en het handvest van de Verenigde Naties geeft aan wanneer dat tegengeweld om de zwaksten te beschermen gerechtvaardigd kan zijn. De leden van de Veiligheidsraad kunnen daar dan samen toe besluiten. Maar soms vindt een land zich zo goed dat het zelf wel uitmaakt wat gerechtvaardigd is. De Bijbel spreekt er ook hier in het boek Rechters anders over.