Psalm 88
Vandaag zingen we een somber lied, een klaagzang. Ook een somber lied kan een mooi lied zijn en het moet een mooi lied geweest zijn. Een koor van levieten, de korachieten, zong het en nam het op in hun verzameling liederen om te zingen bij de Tempel. Misschien lag het aan de melodie, die van het lied “de rietpijp”, misschien ook aan de vorm, een beurtzang, elke uitspraak komt twee keer voor in dit lied. Maar het blijft een somber lied. Hier niet na een aantal klachten een aanroep van God en de uitroep dat God redt of God verlost. De zanger blijft in het duister, het leven is dor en doods geworden. De zanger voelt zich alsof hij al dood is, alle krachten zijn hem ontvallen.
De Psalm doet de vraag opkomen hoe we met onze God eigenlijk spreken. Het is een leerdicht, al staat hier vertaald als kunstig lied. Maar wat leren we dan? Kennelijk hoe we tegen God mogen klagen. Je hoort nog wel eens van die zogenaamde gelovigen die roepen dat ze in ellende zaten maar toen ze de God van Israël leerden kennen was het voorbij, toen was alle ellende over en waren ze dag en nacht vrolijk in de Heer. Dat is dus niet zo heel erg Bijbels lezen we in het boek der Psalmen. Daar ga je soms door dalen van diepe duisternis. Daar is het soms of je al in je graf bent gelegd.
Let wel, de dood zoals die in dit lied wordt geschetst is een dood temidden van het leven. De dood die je in je leven meemaakt als je vrienden je verlaten, als er niemand naar je luistert, als je hulp nodig hebt en de regering schaft de voorzieningen af, als je niet meer verder kunt en je ziet dat de rijken alleen nog aan zichzelf denken. Op wonderen vertrouwen is er dan niet meer bij. Je kunt met z’n allen nog schreeuwen op het Malieveld maar het is vergeefs. De doodsheid blijft, de liefdeloosheid regeert.
Het enige wat je nog rest is God aan te roepen, zelfs je vrienden die zich Christelijk noemen zijn van je vervreemd. Zij voeren zelfs de bezuinigingen op de zorg die je nodig hebt aan. Alleen mensen die gevoelig zijn voor de Liefde zouden je nog kunnen helpen en daar is de God van Israël voor nodig die ze op je pad moet sturen, die moet zorgen dat ze je opmerken. In ons spreken met de God van Israël mogen we dus onze ellende onder woorden brengen. Wonderen hoeven we er niet van te verwachten, in het duister gebeuren geen wonderen, aan doden worden geen wonderen gedaan. Alleen de liefde van God kan je redden. En daarom is een dergelijk gebed, daarom is deze Psalm, een oproep aan al die mensen die hun naaste willen liefhebben als zichzelf, daarom werd deze Psalm gezongen in de Tempel in Jeruzalem. Daarom is deze Psalm een oproep aan alle gelovigen op te staan uit de dood en aan het werk te gaan om de naaste die niet meer geholpen wordt te hulp te komen, om op te staan tegen de machten en krachten in de samenleving die de rijken beschermen en de armen afnemen ook dat wat ze nog hebben. Dat kan elke dag weer opnieuw, ook vandaag weer.