Psalm 106:16-33
Â
Je hoort nog wel eens zeggen dat mensen niet meer in een God kunnen geloven vanwege alle ellende die ze om hen heen zien. Er zal wel iets zijn, maar een God almachtig die hemel en aarde geschapen heeft dat lijkt toch niet. En zeker niet een God die liefde is. Als er een God zou zijn die liefde is dan zou niet half Afrika stervend zijn van honger en aids.Een God zou al die ellende niet toestaan. Het gedeelte van de psalm die we vandaag lezen probeert hier een antwoord op te geven. We hebben zelf de mogelijkheid gekregen om een heleboel van die ellende te voorkomen of op te lossen. De honger en de aids zijn daarbij nog niet eens het moeilijkst al zijn de problemen wel heel er groot. Bij de bestrijding van die problemen gaat het er niet om of God ze toestaat maar of de rijken bereid zijn om genoeg af te staan voor de armen. Heel langzaam gebeurt het. De arme boeren in Afrika moeten eerlijke mogelijkheden voor de handel in hun grondstoffen krijgen, dan moeten wij de landbouwsubsidies afschaffen en die grondstoffen en de producten die ze ervan maken ook eerlijk toelaten. Medicijnen tegen aids moeten betaalbaar zijn, en er worden fondsen gevormd die dat beetje bij beetje mogelijk maken, en er moeten condooms worden verstrekt. Als de Paus in Rome zegt dat God weliswaar liefde is maar condooms verboden zijn pleegt hij godslastering. Het verbod op condooms voor Afrika kan in Godsnaam niet hard genoeg bestreden worden. De Psalm van vandaag wijst nog eens op een bekend verhaal. De God die een verbond aanging en stelde dat je van iedereen moest houden zoals je van jezelf houdt, werd vervangen door een beeld van metaal, een beeld van een beest dat gras eet. Een kalf is ook in onze cultuur niet het slimste beest en goud glimt wel mooi maar het is gemakkelijk vervormbaar en je komt er niet ver mee. Als je werkelijk in “God is liefde” durft te geloven, iedereen wil laten meedoen met eerlijke handelsvoorwaarden en ook in je eigen stad iedereen durft mee te laten dan zul je net als Mozes nog wel eens de plank mis slaan. Het gemopper steekt altijd weer de kop op, eigenbelang is overal en bij iedereen te vinden. We willen het beloofde land altijd overhaast en onbezonnen binnentrekken. Maar we moeten op de wereld eerst één volk worden, tot alle volken zich naar Jeruzalem hebben gekeerd om hun oog op de wet van God te houden. In de donkere dagen van een economische crisis blijven we echter kiezen voor ons eigen belang. We gooien nog net niet de grenzen dicht, maar over de voedselcrisis horen we niemand meer. Een wereld scheppen, zoals God de aarde geschapen heeft, waar mensen in een tuin kunnen wonen is er door ons niet bij. Want die schepping is geen biologie verhaal of een natuurkunde verhaal, het is een opdracht. Als God zag dat het goed was, waar moeten wij dan op letten? Maar ook al zijn we de armen vergeten we mogen elke dag opnieuw beginnen te delen. Blijf er dus maar in geloven, meer is er niet.