Marcus 2:1-12
Het gaat over vrienden in dit verhaal. Jezus van Nazareth was weer thuis, zijn onreinheid was vergeten en als iedereen je achterna loopt kun je net zo goed weer thuis zijn. Maar in dat huis zit hij opgesloten. Er zijn zoveel mensen dat hij de deur niet meer uit kan. Dan ineens zijn er vier vrienden die een vijfde vriend bij Jezus van Nazareth brengen. Ze sjouwen hem het dak op, halen de stenen weg zodat er een gat ontstaat waardoor ze hem kunnen laten zakken en ze brengen hem bij Jezus van Nazareth. Die herkent en bevestigd de vriendschap. Dit was een vriend waar je kennelijk vriend mee wilde wezen. En alleen een gelovige in dat nieuwe Koningkrijk van God, waar alle tranen gewist zouden zijn, kan door een verlamming heen toch vriend blijven van hen die zijn vrienden willen zijn. Jezus van Nazareth stelt zich ook in de plaats van de vrienden en geeft hem een nieuwe plaats in de samenleving. De plaats van de verlamde is voortaan die van de vriend, wat hij ook fout zou hebben gedaan, hij mag als vriend opnieuw beginnen. Dat is de betekenis van de vergeving van de zonden. Natuurlijk zeggen de geleerden dat alleen God de zonden kan vergeven, dan kun je de mensen toch een tijdje in je macht houden. Ze moeten hun best doen voor God, en priesters en schriftgeleerden profiteren er van. Ze oefenen op z’n minst macht over je uit door te vertellen wat je wel en niet moet, door voor te schrijven wat je wel en niet moet geloven. Zoals ze nu foldertjes verspreiden met de suggestie dat je maar niet in de wetenschap van Darwin zou moeten geloven. Flauwekul, niemand kan je voorschrijven wat je wel of niet moet geloven. Waar het om gaat is die vriendschap. Een vriendschap zoals de vier vrienden laten zien brengt weer beweging in een vastgelopen leven. Die laten zich niet tegenhouden door mensenmenigten of aanzien. Die gaan door roeinen en ruiten, die klimmen op de daken als hun vriendschap dat vraagt. Zo’n vriendschap brengt weer leven en zet mensen in beweging. Om dat te laten zien beveelt Jezus de verlamde om op te staan. Die kan niet anders dan naar zijn vriend luisteren. En de mensen die het zagen hadden door dat niet Jezus van Nazareth hier als een soort genezende tovenaar optrad maar dat het God was die gehoorzaamd en nagevolgd werd in de vriendschap die de vier vrienden en hun verlamde vriend hadden betoond. Zo hadden ze het nog nooit gezien, zo wil je ook wel vrienden zijn. Bij die vriendschap hoort dus dat we elkaar weten te vergeven. Niet van zand er over en niet meer over praten, maar wie jouw vriend wil zijn en daar veel voor over heeft die hoef je geen fouten na te dragen, die vergeef je door op jouw beurt ook vriend te willen zijn. Want allen als we vrienden zijn kunnen we elkaar de waarheid zeggen, maar zijn we er onvoorwaardelijk voor elkaar.