Deuteronomium 18:1-13
1 De Levitische priesters, ofwel de hele stam Levi, zullen geen eigen grond bezitten zoals de andere Israëlieten. Zij mogen de offergaven eten die de HEER toekomen, 2 maar eigen grond zoals de anderen hebben ze niet; zij mogen immers bestaan van de dienst aan de HEER, zoals hij hun heeft beloofd. 3 Van de gaven van het volk komt de priesters het volgende deel toe: van het offerdier-of het nu om een rund, een schaap of een geit gaat-moeten de schouder, de wangen en de lebmaag aan de priester worden afgestaan. 4 Ook het eerste en beste deel van uw koren, wijn en olie en van de wol van uw schapen en geiten moet u hem geven. 5 Want uit uw midden heeft de HEER, uw God, de Levieten gekozen om hem voor altijd als priester te dienen. 6 Als iemand die als Leviet ergens in het land van Israël woont zich aandient in de plaats die de HEER zal uitkiezen, dan is hij welkom. Hij mag zich wanneer het maar bij hem opkomt naar die plaats begeven 7 en daar deelnemen aan de dienst voor de HEER, zijn God, net als zijn Levitische broeders die er al dienst doen. 8 Hij moet dan eenzelfde aandeel als zij ontvangen, ongeacht de waarde van de bezittingen die hij geërfd heeft. 9 Wanneer u in het land komt dat de HEER, uw God, u geven zal, mag u de verfoeilijke praktijken van de volken daar niet navolgen. 10 Er mag bij u geen plaats zijn voor mensen die hun zoon of dochter als offer verbranden, en evenmin voor waarzeggers, wolkenschouwers, wichelaars, tovenaars, 11 bezweerders, en voor hen die geesten raadplegen of doden oproepen. 12 Want de HEER verafschuwt mensen die zulke dingen doen, en om die verfoeilijke praktijken verdrijft hij deze volken voor u. 13 U moet volledig op de HEER, uw God, gericht zijn. (NBV)
De godsdienst van Israël is een merkwaardige godsdienst. Dat offers die aan stenen beelden worden gebracht opgegeten worden door de priesters laat zich makkelijk raden maar in de godsdiensten van de Kanaänitische volken werd gedaan of de goden zelf de offers opaten. De offers voor de God van Israël zijn nooit om die God gunstig te stemmen of wat van die God gedaan te krijgen. Die offers zijn om de dienst aan God in stand te houden. Daarom eten als eersten de priesters en levieten van die offers, ze zijn voor hen bestemd, daarom hoeven ze zelf ook geen land te hebben in Israël. Kern van het offeren van Israël is de bereidheid tot delen van wat je hebt.
De hoogfeesten zijn dan ook feesten waarbij de gemeenschappelijke maaltijd met armen, vreemdelingen, de familie en de Levieten centraal staat. Dat delen van wat je hebt is nog steeds het hart van onze godsdienst. Door Jezus van Nazareth, die zichzelf deelde, is het ook het hart van de Christelijke godsdienst. We willen overigens graag weten wat ons boven het hoofd hangt, welke beslissingen we moeten nemen, welke richting ons leven uit zal gaan. Veel mensen willen ook goedkeuring van hun ouders, ook al zijn die lang overleden, of andere vroeg gestorven geliefden. Op eigen benen staan is immers eng en of je het altijd zo goed doet is maar de vraag. In de Heidense godsdiensten van de volken rond Israël waren er velen die op grond van een godsdienst pretendeerden iets over de toekomst te kunnen zeggen.
De God van Israël veroordeelt al die mensen die zich bezig houden met het contact met overledenen, met het voorspellen van de toekomst, met instralen en geestfluisteren. Het kompas waar je op kunt varen is de Wet zoals die door de God van Israël is gegeven, heb uw naaste lief als uzelf. Al het andere is afgoderij en bijgeloof, het wordt uitgeoefend door leugenaars en bedriegers. De geestfluisteraars met hun healings en readings die we op de televisie zo spectaculair zien optreden zijn volgens de Bijbel bedriegers die de mensen misleiden en tot afgoderij brengen.