Deuteronomium 17:14-20
14 Wanneer u in het land gekomen bent dat de HEER, uw God, u zal geven en u het in bezit hebt genomen en er woont, zegt u misschien: ‘Laten we een koning aanstellen, net zoals de volken om ons heen.’ 15 Dat is geoorloofd: u mag uit uw midden iemand die door de HEER, uw God, zal worden uitgekozen, als koning aanstellen. Maar het mag niet iemand uit een ander land of van een ander volk zijn. 16 Hij mag geen paarden gaan houden, want hij zou zijn volksgenoten naar Egypte kunnen terugsturen om voor uitbreiding van zijn stallen te zorgen, in strijd met de waarschuwing van de HEER dat we nooit meer die weg terug mogen gaan. 17 Evenmin is het de koning toegestaan er veel vrouwen op na te houden, want dat zou hem tot afgodendienst kunnen verleiden. En verder mag hij ook geen zilver en goud ophopen. 18 Als de koning eenmaal over zijn rijk heerst moet hij een afschrift van dit wetboek laten maken, naar de tekst die bij de Levitische priesters berust. 19 Hij moet het onder handbereik hebben en erin lezen zolang hij leeft. Zo leert hij ontzag te hebben voor de HEER, zijn God, en alle wetten uit dit boek in acht te nemen. 20 Dan zal hij zich niet inbeelden dat hij meer is dan anderen en in enig opzicht boven de wet staat, en zal zijn koningschap over Israël bestendigd worden en op zijn zonen overgaan. (NBV)
De Bijbel is vaak zeer praktisch en zeer menselijk. Er zijn geboden, maar die kennen uitzonderingen, en er zijn idealen maar die zijn niet altijd haalbaar. Het ideaal van de Bijbel was een volk dat de God van Israël als koning had en dat genoeg had aan de richtlijnen die in de Woestijn waren gegeven. Een volk dat samen die richtlijnen zou volgen zou ook zeer onaantrekkelijk zijn voor andere volken om te veroveren. Maar in de loop van de geschiedenis zou blijken dat een volk zonder koning vervalt tot een soort anarchisme dat geweld voortbrengt. In het boek Rechters kunnen we lezen dat uiteindelijk ieder deed wat goed was in eigen ogen, de Wet van de God van Israël, van heb uw naaste lief als uzelf, was niet meer terug te vinden.
Ook in onze dagen willen velen zo veel mogelijk regels afschaffen en ieder zelf verantwoordelijk voor eigen leven maken. Zorgen voor de armen, voor de minsten, voor de zieken en gehandicapten, de weduwe en de wees, is er dan niet meer bij, die moeten zelf zien werk en inkomen te vinden, ook al wil niemand ze hebben. Al voor het volk zich in Kanaän heeft gevestigd zijn er dus al regels voor de Koning die eigenlijk niet wordt gewild. Als het volk een Koning wil dan moet het volk zelf een Koning uit hun midden kiezen, democratie voorop in de Bijbel. Het moet een Koning zijn die het eigen volk aanvoert, het volk moet zorgen dat dat ook kan. Dus geen wapens kopen in het buitenland, niet meer naar het dodenrijk van Egypte. Ook niet een hele harem van veel vrouwen er op na houden, dat levert maar afgodendienst op, net als rijkdom van een koning.
Niet een koning dus als Salomo later zou zijn. Nee een koning moet de richtlijn uit de Woestijn, het heb uw naaste lief als uzelf, onder handbereik houden. Niet er in knippen en plakken naar goeddunken maar de tekst uit de Tempel, die van de Levieten, in zijn geheel onder handbereik hebben. Uiteindelijk wordt de regel dat de Koning het boek Deuteronomium in de armleuning van zijn troon of stoel moet bewaren. Om die richtlijn tot gelding te brengen ben je Koning en niet om je eigen wetten aan het volk op te leggen. Een Koning is nu eenmaal niet meer dan een ander, dat is tot in onze dagen nog steeds zo, ook in ons Koninkrijk der Nederlanden. Een Koning regeert bij de gratie Gods.