1 Samuel 9:15-10:1
15 Een dag voor de komst van Saul had de HEER aan Samuël bekendgemaakt: 16 ‘Morgen om deze tijd stuur ik je een man uit Benjamin. Hem zul je zalven tot vorst over mijn volk Israël. Hij zal mijn volk bevrijden uit de greep van de Filistijnen, want ik heb me hun lot aangetrokken en hun roep om hulp gehoord.’ 17 Zodra Samuël Saul zag, liet de HEER hem weten: ‘Dit is nu de man over wie ik je gezegd heb: “Hij zal mijn volk beteugelen.”’ 18 In de stadspoort sprak Saul Samuël aan en vroeg hem: ‘Kunt u mij zeggen waar de ziener woont?’ 19 ‘Ik ben de ziener, ‘antwoordde Samuël. ‘Wees mijn gast en ga mee naar de offerhoogte. Vandaag zult u met mij eten en morgenvroeg zal ik u uitgeleide doen. Ik zal u vertellen wat er in u schuilt. 20 En wat betreft die ezelinnen die nu al drie dagen zoek zijn: maakt u zich geen zorgen, die zijn terecht. Maar naar wie is heel Israël verlangend op zoek? Naar u en uw familie!’ 21 ‘Maar ik hoor bij Benjamin, een van de kleinste stammen van Israël, ‘wierp Saul tegen. ‘En in die stam is mijn familie weer de onbelangrijkste. Hoe kunt u dan zoiets zeggen?’ 22 Samuël nam Saul en zijn knecht mee naar de eetzaal en gaf hun daar een plaats aan het hoofd van de tafel. Er waren dertig genodigden. 23 Tegen de offerbereider zei Samuël: ‘Dien nu het stuk vlees op dat ik u gegeven heb met het verzoek het apart te houden.’ 24 De offerbereider nam de rechterachterbout en diende die aan Saul op met de woorden: ‘Alstublieft. Dit stuk is speciaal voor u apart gehouden ter gelegenheid van deze bijeenkomst, die door Samuël is belegd. Laat het u smaken.’ Toen at Saul met Samuël. 25 Daarna gingen ze van de offerhoogte terug naar de stad, waar Samuël op het dak van zijn huis met Saul een vertrouwelijk gesprek had. 26 De volgende morgen, bij het krieken van de dag, riep Samuël naar Saul op het dak: ‘Sta op, ik zal u uitgeleide doen.’ Samen met Samuël ging Saul naar buiten. 27 Toen ze vanaf de stad naar beneden liepen, zei Samuël tegen Saul: ‘Zeg tegen uw knecht dat hij vast vooruitgaat.’ Toen de knecht hen een eind vooruit was, zei Samuël: ‘Blijft u nog even staan, dan zal ik u vertellen wat God met u voorheeft.’ 1 Hij goot een kruikje olie over Sauls hoofd uit, kuste hem en zei: ‘Hierbij zalft de HEER u tot vorst over het volk dat hem toebehoort.’ (NBV)
Het is nauwelijks te bevatten wat Saul hier overkomt. Hij gaat met zijn knecht op stap om de ezelinnen van zijn vader te zoeken. Ze zoeken een groot deel van het land af, maar de ezelinnen zijn nergens te vinden. Dan haalt zijn knecht hem over om naar de ziener Samuël te gaan. Die knecht stelt zelfs nog een zilveren muntje ter beschikking om Saul over te halen. En dan gaat er iets vreemds gebeuren. In de stad van Saul wordt hij ontvangen door een groep meisjes die hem naar een feest sturen, een offerfeest. Het blijkt niet zomaar een feest te zijn maar Saul mag aanzitten bij de belangrijkste mensen van de stad en hij krijgt het beste deel van het feest. Hij krijgt zelfs nog een vertrouwelijk gesprek met de Profeet die de baas van Israël blijkt te zijn, de rechter, priester en profeet tegelijk, vader van de twee rechters die in Berseba de traditie van corrupte rechters voortzetten.
De Bijbel vertelt graag verhalen waarin blijkt dat God ingrijpt in de geschiedenis van mensen. Voordat mensen op het idee komen heeft God al gezorgd dat het kon. Samuël zalft Saul al voordat het volk er over heeft kunnen beslissen. Ook de opvolging van Saul zal later geregeld zijn ver voordat die opvolging aan de orde is. David wordt achter de schapen vandaan gehaald en gezalfd ver voordat Saul en zijn zonen de dood op het slachtveld gevonden hebben. Het op deze manier vertellen legt nog eens de nadruk op dat ingrijpen van de God van Israël in onze geschiedenis. Dat ingrijpen is niet terug te vinden in de geschiedenisboekjes. Daarom lijkt de Bijbel vaak in strijd met de officiële geschiedschrijving.
Het heeft echter geen enkele zin de geschiedenis van God in overeenstemming te willen brengen met de geschiedenis zoals die door menselijke geleerden is opgeschreven. Als we de geschiedenis van God willen volgen en zijn ingrijpen willen leren herkennen dan moeten we ons aan zijn gebod houden onze naaste lief te hebben als onszelf. De Bijbelse verhalen zijn namelijk zeer partijdig. God grijpt altijd in ten behoeve van de armen, de zwakken. Een volk dat jaar in jaar uit beroofd wordt van de opbrengst van de arbeid heeft bescherming nodig. Een Koning zou dat kunnen brengen. Kijk bij Bijbelse verhalen dus niet naar de groten, de belangrijken of de massa, maar naar de slachtoffers, de minsten. Dat is de enige manier. Dat kan elke dag opnieuw, ook vandaag weer.