Psalm 148
1 Halleluja! Loof de HEER, bewoners van de hemel, loof hem daar in de hoogten, 2 loof hem, al zijn herauten, loof hem, heel zijn engelenmacht. 3 Loof hem, zon en maan, loof hem, heldere sterren, 4 loof hem, hoogste hemelen, water boven de hoge hemel. 5 Laten zij loven de naam van de HEER: op zijn bevel zijn zij geschapen, 6 hij gaf hun een plaats voor eeuwig en altijd, hij stelde een wet die nooit zal vergaan. 7 Loof de HEER, bewoners van de aarde, zeemonsters en oceanen, 8 vuur en hagel, sneeuw en rook, stormwind die doet wat hij zegt. 9 Alle bergen en heuveltoppen, hout dat vrucht draagt, alle ceders, 10 dieren van het veld en dieren in de wei, alles wat kruipt en op vleugels gaat. 11 Koningen van de aarde en alle naties, vorsten en alle leiders van de aarde, 12 jonge mannen en jonge vrouwen, oud en jong tezamen. 13 Laten zij loven de naam van de HEER, alleen zijn naam is hoogverheven, zijn luister gaat aarde en hemel te boven. 14 Hij verhoogt het aanzien van zijn volk, de roem van al wie hem trouw zijn, het volk van Israël, dat hem nabij is. Halleluja! (NBV)
Vandaag zingen we een lofpsalm. Vroeger zongen we dat ook nog wel eens, zo van Leve de Koningin en dat had dan iets te maken met een zeppelin. Boven en beneden, hemel en aarde, Die twee zijn verschillend en een Koningin kan zich zo zeer boven het volk verheffen dat het gaat lijken of ze boven op een wolk zweeft, of in een luchtballon. In de Bijbel hebben hemel en aarde met elkaar te maken. Ze worden verbonden door God. God woont dan in de hemel en heeft de aarde geschapen en probeert de mensen zover te krijgen dat ze het goede doen en niet dan het goede.
Ook deze Psalm gaat over hemel en aarde. In het eerste deel worden de bewoners van de hemel opgeroepen God te loven. Overal waar we hier “HEER” zien staat in het Hebreeuws de naam van God. Die naam wordt nooit uitgesproken. Het is iets als “Ik zal er zijn” maar waar dat is maakt God zelf uit, wij niet, geen mens, geen gelovige, geen voorganger of Paus maakt uit waar God is. Om te voorkomen dat wij de Naam van God voor ons eigen karretje spannen is het vanouds zo dat de Naam van God niet wordt uitgesproken. In het Nederlands zeggen we “HEER” en zeggen dus dat er maar één is die het op aarde voor het zeggen heeft, de God van Israël.
De Psalm geeft een soort hoera gevoel. Alles is mooi, de zon, de maan, de sterren, dat zijn ook traditioneel de goden van de heidenen en in de astrologie vindt je die afgoden nog wel terug. Maar ook de Koningen van de aarde en alle naties, vorsten en alle leiders van de aarde, jonge mannen en jonge vrouwen, oud en jong tezamen. Allen samen staan ze onder de HEERschappij van God, gaan ze zijn weg. Is het nu een hoera gevoel dat de dichter hier tot uitdrukking brengt? De oproep “Loof de Heer” komt als oproep tot de hemel en tot de aarde voor. Het is dus ook een oproep al dat machtsvertoon te laten varen en daar niet meer achter aan te lopen. De roem is alleen voor mensen die de Weg van die God willen volgen, dag in dag uit.