Hooglied 1:1-7
1 Hooglied, van Salomo. 2 Laat hij mij kussen, laat zijn mond mij kussen! Jouw liefde is zoeter dan wijn, 3 zoet is de geur van je huid, je naam is een kostbaar parfum. Daarom houden de meisjes van jou. 4 Neem mij met je mee. Laten we rennen! Mijn koning brengt mij in zijn kamers. Laten we juichen en zingen om jou! Laten we jouw liefde prijzen, meer nog dan wijn. Natuurlijk houden de meisjes van jou! 5 Meisjes van Jeruzalem, donker ben ik, en mooi, als de tenten van Kedar, als het doek van Salomo’s tenten. 6 Kijk niet op mij neer omdat ik donker ben, omdat de zon mij heeft gebrand. Mijn moeders zonen waren hard voor mij: ik moest hun wijngaarden bewaken. Mijn eigen wijngaard heb ik niet bewaakt. 7 Zeg mij toch, mijn allerliefste, waar laat jij je kudde weiden, waar laat jij die ‘s middags rusten? Laat me toch niet dwalend langs de kudden van je vrienden gaan. (NBV)
We lezen uit het Lied der Liederen “Sjier Hasjierim”, het allermooiste lied dat er bestaat. Luther vertaalde dat met het “Hohe Lied” en zo is het in ons taalgebruik het Hooglied geworden. God komt in dit Bijbelboek niet voor. Dat klinkt misschien een beetje raar, het is per slot van rekening een Bijbelboek. Maar dit boek gaat over de liefde, en liefhebben is het hart van ons geloof. Liefhebben van andere mensen, van je naaste. Het mooiste dat we ons daarbij kunnen voorstellen is de liefde tussen twee mensen die elkaar hun hele leven trouw willen blijven, die volledig in elkaar willen opgaan. Dat brengt dit lied op een bijzondere manier onder woorden. Oorspronkelijk werd dit lied gezongen op bruiloften en omdat van Salomo wordt gezegd dat hij wel duizend liederen dichtte werd het aan Koning Salomo toegeschreven. Oud is het in elk geval wel.
In het Joodse volk staat de liefde tussen de twee mensen uit dit boek symbool voor de liefde tussen het volk en God, en in het Christendom wordt het vaak uitgelegd als voorbeeld van de liefde tussen God en de gelovigen. Maar lees gerust wat er staat, de liefde tussen twee mensen. De eerste vraag die je mag stellen is of je vanavond je geliefde zo mag toezingen als in dit eerste hoofdstuk. Of je nu vrouw of man bent beiden kun je het zingen, en of je partner nu van hetzelfde of het andere geslacht is, aan elke partner kan het worden toegezongen. En kun je werkelijk zingen dat de liefde van je partner je zoeter smaakt dan wijn? Of is in de loop van een persoonlijke geschiedenis de wijn verzuurd en moet je eigenlijk nieuwe wijn laten rijpen. Dat kan natuurlijk, ook in elke relatie kun je steeds opnieuw beginnen, steeds opnieuw van elkaar gaan houden. Meestal verdiept een relatie zich dan, maar je moet er wel bewust aan werken en niet langzaam de wijn van je liefde laten bezinken, het bezinksel is een smerig goedje en de wijn wordt echt zuur.
Hoe je er uit ziet moet er niet toe doen. Hard werken kan een mens tekenen maar eigenlijk maakt dat een mens alleen maar mooier. De zangeres uit dit eerste stuk is donker gebrand van de zon, er moesten wijngaarden worden bewaakt. De liefde doet haar niet verlangen naar een make-over, ze is mooi zoals ze is. Ze houdt van zichzelf zoals ze is en dat is haar genoeg voor haar geliefde. Zoveel ze van zichzelf houdt kan ze ook van haar geliefde houden. Kijk zelf eens in een spiegel en zie of je net zo naar jezelf kan kijken als deze zangeres naar zichzelf kijkt. En dan tot slot van het stuk van vandaag zoekt de zangeres alleen haar eigen geliefde. Natuurlijk zijn er vrienden, maar dat dwalend langs hun kudden gaan wordt meestal vertaald met gesluierd op zoek gaan. Gesluierd heeft bij ons geen betekenis meer. De Islam dwingt ons nu wel de betekenis opnieuw te doordenken. De zangeres van het Hooglied drukt uit dat zij haar schoonheid reserveert voor haar geliefde alleen. Het is niet voor Jan en alleman. bestemd.