Hooglied 1:8-17
8 Als je mij niet vinden kunt, mooiste van alle vrouwen, volg dan het spoor van de kudde, weid je geiten waar de herders schuilen. 9 Vriendin van mij, met een merrie voor farao’s wagen vergelijk ik jou! 10 Hoe lieflijk zijn je wangen en je ringen, hoe sierlijk zijn je hals en je ketting. 11 Laten we een gouden sieraad voor je maken, bezaaid met zilveren stipjes. 12 Nu mijn koning op zijn rustbed ligt, geurt mijn nardus zoet. 13 Mijn lief is mij een bundel mirre, hij slaapt tussen mijn borsten. 14 Mijn lief is mij een hennatros in de wijngaarden van Engedi. 15 Je bent zo mooi, vriendin van mij, je bent zo mooi! Je ogen zijn duiven. 16 Wat ben je mooi, mijn lief, wat ben je bekoorlijk. Het groen is ons bed, 17 de balken van ons huis zijn ceders, de binten zijn cipressen. (NBV)
De geliefde in het Hooglied is te vinden bij zijn of haar werk. Daar waar je de sporen van dat werk vindt kom je uit bij de persoon die je zoekt. Aan de vruchten herkent men de boom zou Jezus later zeggen. We zien dat bijvoorbeeld bij Willem Alexander, opgeleid tot Koning. Het zou een beetje zielig voor hem zijn geweest als we hadden besloten dat we een republiek zouden willen worden. Natuurlijk ligt dat wel voor de hand. Er is immers maar één Heer en een Koning die ons aangereikt wordt door de geschiedenis hebben we niet nodig. Integendeel want zo’n koning zou ons af kunnen houden van het dienen van de ene Koning die we al hebben. Gelukkig maar dat onze ministers verantwoordelijk zijn, die kunnen we naar huis sturen. Ondertussen moet de Koning zich bezig houden met werk waaraan noch de armen noch de rijken zich kunnen storen.
Op advies zijn vader koos hij als Prins ooit voor waterbeheer. De rijken kregen daardoor toegang tot baggerprojecten, havenaanleg en riviersaneringen over de hele wereld. En de armen kunnen zich herkennen in het streven goed drinkwater te brengen aan alle mensen op aarde, ook de allerarmsten. Beide doelstellingen lijken elkaar niet al te zeer te bijten. De conferenties spelen zich meestal ook zover weg af dat de details ons ontgaan. Dat de aanleg van kunstmatige eilanden voor de kust van Dubai heel wat harder opschiet dan het aanleggen van dijken en waterwerken in Banglahdesh merken we alleen als twee maal per jaar de armen in dat laatste land weer worden opgeschrikt door overstromingen. En voor een hele goede verstaander blijkt het uit het aantal dode arbeiders die in Dubai werden geteld. Beide projecten worden wel degelijk door Nederlandse bedrijven uitgevoerd en de Nederlandse regering is er mede verantwoordelijk voor en de Nederlandse Kroonprins heeft er de deur voor geopend. Deze Koning was als Kroonprins dus niet te vinden als je het spoor van een kudde volgt, maar ook niet als je de loop van het water zou volgen.
Die kudde en dat water trekken zich niks aan van grenzen die mensen getrokken hebben. Die Prins was wel een symbool van de grenzen die mensen getrokken hebben, zijn werk met al die handelsdelegaties vertegenwoordigt ook het nationalisme. Op de Olympische Spelen, die hij eens bestuurde, zijn het niet de mensen die zich met elkaar meten, maar de landen. Landen kunnen worden uitgesloten. Een aantal jaren geleden heeft de Wereldraad van Kerken na uitvoerige bestudering van de Bijbel gezegd dat Nationalisme eigenlijk een zonde is. Wij maken immers deel uit van een koninkrijk zonder grenzen waar iedereen mee kan doen. Het versterken van wereldlijke, nationale identiteiten brengt mensen in grote problemen. Het sluit eerder mensen uit dan in. Het roept de behoefte aan verdediging tegen buitenwerelden op, geweld dus. Zelfs de allerarmste landen hebben over het algemeen een militair apparaat. Wij houden ons misschien toch maar beter bezig met de liefde, te vinden in het werk en bij de loop van het water, daar waar mensen zijn namelijk.