Jeremia 6:16-30
16 Dit zegt de HEER: Ga op de kruispunten staan, denk na, kijk naar de oude wegen. Welke weg leidt naar het goede? Sla die in, en vind rust. Maar zij zeggen: “Dat doen wij niet.” 17 Ik stel wachters over jullie aan, let op het geluid van hun ramshoorn. Zij zeggen: “Dat doen wij niet.” 18 Daarom, volken, luister! Kom samen en besef wat daar gebeurt. 19 Aarde, luister, ik breng onheil over dat volk. Dat is de vrucht van hun bedenksels, omdat zij niet naar mijn woorden hebben geluisterd, mijn wet hebben verworpen. 20 Wat heb ik aan wierook, uit Seba gehaald, aan kalmoes uit een ver land? Jullie brandoffers aanvaard ik niet, jullie vredeoffers behagen mij niet. 21 Daarom-dit zegt de HEER: Ik leg voor dit volk een struikelblok neer, waarover het ten val komt. Zowel vaders als zonen komen om, zowel buren als vrienden. 22 Dit zegt de HEER: Er komt een volk uit het noorden, een grote overmacht. Ze komen van de einden der aarde, worden aangevuurd tot de strijd. 23 Ze houden boog en zwaard gereed, wreed zijn ze, meedogenloos. Hun krijgsrumoer klinkt als een bulderende zee, ze komen op paarden aangestormd. Hun leger staat in slagorde, als één man gereed voor de strijd. Het richt zich, vrouwe Sion, tegen jou!’ 24 ‘Wij horen van hun komst, onze handen beginnen te trillen. Angst en paniek overweldigen ons, zoals weeën een barende vrouw. 25 Waag je niet buiten de stad, ga niet op reis, want daar heerst het zwaard van de vijand, het zaait overal paniek!’26 ‘Hul je in het zwart, mijn volk, wentel je in het stof. Rouw als om een enig kind, klaag met bitter rouwbeklag. De verwoester overvalt je, onverhoeds. 27 Ik maak jou tot een keurmeester, je toetst de handelwijze van mijn volk. 28 Zij allen zijn rebels en opstandig, kwaadsprekers, waardeloos koper en ijzer, zij allen zijn door en door slecht. 29 Het vuur verschroeit zelfs de blaasbalg, maar het lood levert geen zilver. Vergeefs zuivert de smelter, het goede en het slechte worden niet gescheiden. 30 Verworpen zilver worden ze genoemd, want ze zijn verworpen door de HEER.’ (NBV)
Jeremia begint met een eigen ervaring. Als hij Jeruzalem verlaat en terugkeert naar Anatoth kan hij twee wegen kiezen, de korste weg maar die gaat over een aantal bergen, of de gemakkelijkste weg maar dan duurt de reis langer. Wat maar zeggen wil dat de oude paden niet altijd de beste zijn. Telkens opnieuw moet je kiezen welke weg je wil gaan, de Bijbel roept ons op de weg van het goede te kiezen en de richtlijnen volgen die uitgezet zijn door de God van Israël zijn altijd de beste. Eén van de bergen die op de kortste weg van Jeruzalem naar de thuisstad van Jeremia, Anatoth ligt is de “berg van de wachters”. De Wachters die op de berg uitzien naar een mogelijke vijand hebben de ramshoorn. De hoorn met de zeer doordringende toon die je zelfs in de stad hoort en nu nog klinkt in de synagoge op de grote verzoendag. Naar die ramshoorn moet je luisteren wil je gewaarschuwd zijn voor het onheil. Maar het kiezen van de goede weg, het geluid van de ramshoorn zijn oproepen die tevergeefs klinken, ze doen het niet.
Denk niet dat de waarschuwingen voor het volk van Israël uit een ver verleden zijn. Er zijn kerken en voorgangers, zelfs professoren die hun gemeenten voorhouden dat de waarschuwingen van de wetenschap voor de ondergang van onze huidige samenleving geen invloed behoren te hebben op hun gemeenteleven. Wij geloven immers op het heil dat ons na de dood zal toevallen. Nergens spreekt de Bijbel over heil na de dood, zeker hier niet. Jeremia roept heel de aarde op acht te slaan op de waarschuwingen tegen het onheil. Om door te laten dringen wat er met een volk gebeurt dat de waarschuwingen negeert. Dat geld dus ook voor ons. Ook al moeten de besluiten om een andere weg te kiezen dan waarop wij nu nog voortgaan gekozen worden door regering en parlement, de politiek, het bestuur van onze stad, dan nog hebben wij gelovigen de plicht de overheid voor te houden wat het goede is. Daarbij moeten we bedenken dat de wetenschap niet een van de vele meningen die mogelijk zijn vertegenwoordigd, maar dat de wetenschap ons door God is geschonken om te weten wat het goede is, zoals Jeremia wist welke weg de gemakkelijkste en welke weg de kortste was.
Je kunt natuurlijk naar anderen wijzen om het onheil te verklaren. Blijf in je eigen land, sluit je eigen grenzen, houd je vast aan vermeende tradities dan zal het onheil wel langs je heen gaan. In het Jeruzalem van Jeremia probeerden ze dat ook. Niet de stad uitgaan, niet op reis gaan, want buiten de stad heerst het onheil. Maar zo is het niet. De eersten die de andere weg moeten kiezen zijn wij zelf, wij moeten de weg gaan langs de richtlijnen die de God van Israël dat volk in de woestijn heeft gegeven. De aarde is immers aan de mens gegeven en die aarde was goed. Aan de mens er voor te zorgen dat die goed blijft. Aan de mens te zorgen voor de zwaksten, de minsten, die het eerst slachtoffer worden van een veranderend klimaat dat meer mislukte oogsten, honger en meer stormen en overstromingen met zich brengen. Liefde voor de naaste betekent niet alleen liefde voor God maar ook liefde voor dat wat God ons gegeven heeft, de hele aarde te bewerken tot een bloeiende tuin van overvloed. Wij mogen blind zijn als het volk van Jeruzalem maar gehoorzamen aan de wil van God betekent ook dat wij als blinden weer zullen zien wat ons te doen staat, het goede en niet dan het goede.