Genesis 46:1-7
Er zal later nog wel eens gemopperd zijn op Jacob en zijn zonen. Jacob was rijk geworden bij zijn oom Laban, was met al zijn vee teruggekeerd naar het land van zijn vader en had daar zijn macht en zijn rijkdom uitgebouwd. En omdat een paar jaar de graanoogst tegenviel waren ze naar Egypte gegaan en hadden zich daar gevestigd. Veel en veel later hadden de Egyptenaren de kinderen van Israƫl tot slaven gemaakt. Toen zullen ze zich afgevraagd hebben waarom ze eigenlijk in Egypte zaten. Maar mensen vergeten snel. Jacob niet. Die kende nog de God van zijn vader Izaak. Toen hij op de vlucht was geslagen, naar zijn oom Laban toe, had hij al eens gedroomd over die God. Die droom had hem duidelijk gemaakt dat je overal waar je bent in contact kunt zijn met die God. Daarom was een offer aan het begin van de reis naar Egypte op zijn plaats, dan weet die God maar weer even dat je ook aan die God denkt en niet van plan bent de goden van Egypte te gaan aanhangen. De droom van Jacob keert terug, God belooft met hem te trekken en hernieuwt de belofte om de nakomelingen van Abraham, Izaak en Jacob tot een groot volk te maken. Het is in het hele verhaal over Jozef de enige keer dat God ook sprekend wordt ingevoerd. In de rest van het verhaal wordt wel over God gesproken maar spreekt God nooit terug, alleen in de droom van Jacob. Daarmee krijgt die droom een heel bijzondere plaats. Hier geen dromenuitlegger zoals Jozef was maar de dromer zelf die op zijn dromen gaat vertrouwen. De droom is een groot volk te worden maar de droom is ook dat de God van je vaderen met je meegaat. Dat is een unieke geloofsopvatting. Tegenwoordig geloven veel mensen dat er geen God bestaat, dat het achterlijk is te geloven dat er een God bestaat. Sommige zogenaamde Christenen doen ook hun uiterste best mensen tot die overtuiging te brengen. Want zeg nu zelf, een tegenstelling tussen het lied van de schepping uit Genesis 1 en de moderne natuurwetenschap is een schijntegenstelling. Als je meezingt met dat lied uit de eerste hoofdstukken van Genesis dan zing je ook dat alle natuurwetenschappelijke ontdekkingen ingegeven zijn uit liefde tot de wetenschap en de natuur en dus de liefde voor de mensen en voor God. Kortom er is geen tegenstelling. Geloof in God is dus niet achterlijk omdat het haaks zou staan op de wetenschap. Geloof in God is des te belangrijker omdat dat geloof je vast doet houden aan dat ideaal van het grote volk van God. Dat volk waar iedereen op de aarde bij zal mogen horen, waar de minsten en de zwaksten voorop staan en waar iedereen bereid is de ander lief te hebben als zichzelf. Vasthouden aan de droom van dat Koninkrijk is kiezen voor het leven, ook dat is wetenschap.