Lucas 1:57-66
57 Toen de dag van haar bevalling was aangebroken, bracht Elisabet een zoon ter wereld. 58 Haar buren en verwanten hoorden hoe barmhartig de Heer voor haar was geweest, en ze verheugden zich samen met haar. 59 Op de achtste dag kwamen ze het kind besnijden, en ze wilden het Zacharias noemen, naar zijn vader. 60 Maar zijn moeder zei: ‘Nee, Johannes zal hij heten!’ 61 Ze zeiden tegen haar: ‘Er is niemand in je familie die zo heet.’ 62 Ze beduidden zijn vader te laten weten hoe hij het kind wilde noemen. 63 Hij vroeg om een schrijftablet en schreef erop: ‘Johannes is zijn naam.’ Iedereen was verbaasd. 64 En meteen werd de verlamming van zijn mond en zijn tong ongedaan gemaakt, en hij begon te spreken en loofde God. 65 Alle omwonenden waren diep onder de indruk, en in heel het bergland van Judea werden deze gebeurtenissen besproken. 66 Ieder die het hoorde bleef erover nadenken, en vroeg zich af: Hoe zal het verder gaan met dit kind? Want de machtige hand van de Heer beschermde hem. (NBV)
Het is tijd voor de geboorte van het kind van Elisabet, Maria is net weer naar huis gegaan zegt het verhaal. Ook nu volgt Lucas de verhalen van het Oude Testament. De aankondiging van de geboorte is bijna letterlijk hetzelfde als het verhaal over Rebekka die twee kinderen kreeg. En ook hier gaat het immers om een nieuw begin voor het volk Israël. En natuurlijk moet de nieuwgeboren jongen besneden worden, op de achtste dag zoals de wetten van Mozes het hadden voorgeschreven. De geboorte en de opname in het volk van Israël zijn geen zaak meer van de ouders alleen. Iedereen uit de buurt bemoeit zich er mee. Iedereen uit de buurt deelt in de vreugde die de geboorte van een kind meebrengt. Als je vandaag de dag hoort over kinderen die achtergelaten zijn, te vondeling of zelfs gedood zijn vlak na de geboorte dan vraag je je wel eens af of we mensen niet al te vaak alleen laten en in hun eigen sop laten gaarkoken. De vreugde van de komst van een kind, de vreugdevolle zwangerschap die niet voor niets “in verwachting” heet, wordt soms niet of te weinig gedeeld, kan soms niet gedeeld worden omdat de zwangere wordt afgewezen of genegeerd.
Elk verhaal over een dode baby of een te vondeling gelegd kind moet ieder van ons doen afvragen of ook in onze omgeving een jonge vrouw kan voorkomen die ongemerkt zwanger is en dat alleen moet dragen. Iedere moeder kent de advent, de tijd van verwachting van nieuw leven, maar elke advent moet uit kunnen lopen op samen vreugde delen met de omgeving. Zoals Maria de vreugde van de geboorte van haar kind later in het verhaal zal delen met de herders. In het verhaal van vandaag gaat het nog om de naamgeving. Elisabet wil dat de jongen “God is een genadig gever”, Johannes, gaat heten. Maar kennelijk hoort dat niet zo. Er zijn, ook op het gebied van naamgeving, nu eenmaal gewoonten en tradities. Volgens de omgeving moet het kind naar zijn vader genoemd worden. Maar zijn vader zwijgt en het zal de bedoeling zijn dat het kind gaat spreken. Dat was aangekondigd in het visioen in de Tempel. Nu komt het er op aan of Zacharias op dat visioen durft te vertrouwen, het aandurft om ook zijn kind aan dat visioen toe te vertrouwen. En dat doet hij.
Hij erkent dat zijn vrouw terecht als eerste heeft gesproken over de naam van het kind. In die naamgeving komt het buitengewone van zwangerschap en geboorte tot uiting en de erkenning van dat buitengewone maakt dat Zacharias weer kan spreken. Dat buitengewone is het vertrouwen dat die God ook met dat kind zal meetrekken, zoals hij met Elisabet en Zacharias is meegetrokken is. De geboorte van dat kind bevestigt ook weer de naam van de God die beloofde er te zullen zijn en die er was toen zijn volk bevrijd moest worden uit de slavernij in Egypte. De bezetting door de Romeinen maakte het eens te meer nodig dat die God er ook zou zijn voor zijn volk. De geboorte van een kind, nog wel uit ouders die er eigenlijk te oud voor waren, maakt dat het vertrouwen opnieuw bevestigd wordt. Geen wonder dat mensen zich afvroegen hoe het verder zou gaan met dit kind. Ze konden weer gaan geloven aan de komst van die nieuwe aarde, waar geen angst en verdrukking meer zal zijn. Dit verhaal vertelt ons dat ook wij daar weer in mogen gaan geloven. God zal het ons ook geven dat honger en dorst zijn verdwenen van de aarde, als we er nog vandaag aan gaan werken in het vertrouwen dat zijn woord waarheid is.