Klaagliederen 2:1-12
1 Ach, hoe hult de Heer in zijn toorn Sion in donkere wolken. Hij heeft vanuit de hemel Israëls luister ter aarde geworpen, hij zag op de dag van zijn toorn niet naar zijn voetenbank om. 2 De Heer heeft Jakobs weidegrond meedogenloos verwoest, hij heeft in zijn woede de vestingen van Juda vernietigd, hij heeft het koninkrijk vernederd en zijn leiders onteerd. 3 Hij heeft in brandende toorn Israëls macht gebroken, hij trok zijn rechterhand terug, niet langer weerhield hij de vijand. Hij is tegen Jakob ontbrand als een laaiend, allesvernietigend vuur. 4 Hij spande als een vijand zijn boog, met vaste rechterhand, als een tegenstander doodde hij hun kostbaarste bezit. Als vuur goot hij zijn gramschap uit over de tent van Sion. 5 De Heer was een vijand voor hen: hij verwoestte Israël. Hij heeft de paleizen verwoest, de vestingen vernietigd. Hij heeft in heel Juda de jammerklachten vermeerderd. 6 De HEER heeft de omheining geslecht als bij een tuin, en de ontmoetingstent zelf heeft hij vernietigd; hij heeft in Sion sabbat en feestdag in onbruik doen raken, in zijn hevige toorn heeft hij koning en priester verstoten. 7 De Heer heeft zijn altaar versmaad, zijn heiligdom verworpen, de muren van Sions paleizen prijsgegeven aan haar vijanden; hun stemmen galmen door het huis van de HEER, als op een feestdag. 8 De HEER wilde de muur rondom Sion vernietigen: hij spande het meetlint, trok zijn verwoestende hand niet terug, hij bracht rouw over wallen en muren, die tezamen bezweken. 9 Haar poorten zijn ter aarde gezonken, de grendels stukgeslagen en vernield. Nu haar koning en leiders onder vreemde volken leven, is het onderricht van haar priesters verdwenen; haar profeten ontvangen niet langer visioenen van de HEER. 10 De oudsten van Sion zitten zwijgend op de grond, met stof op hun hoofd, gehuld in een rouwkleed. De meisjes van Jeruzalem buigen het hoofd ter aarde. 11 Mijn ogen zijn door tranen verteerd, mijn ingewanden staan in brand, mijn maag keert zich om-vanwege de wonden van mijn volk, omdat kind en zuigeling versmachten op de pleinen van de stad. 12 Ze blijven hun moeders vragen: ‘Is er geen brood en wijn?’, versmachtend op de pleinen van de stad, als gewonden op het slagveld; in de armen van hun moeders stroomt het leven uit hen weg. (NBV)
Als de liefde je in de steek laat wordt het leven wel heel erg koud en leeg. Ieder mens heeft liefde nodig. Als je alleen maar omringt wordt door geweld en vernietiging wordt het leven ondraaglijk. Dan klinkt het geschrei op naar de hemel. De mensen in Syrië, in Mali en in andere delen van Afrika kunnen het tweede lied uit de Klaagliederen zonder stotteren meezingen. Het is hun situatie. De enkeling die die ellende weet te ontsnappen klopt op onze deur maar op Schiphol staan de soldaten klaar om ze op te sluiten en zitten de ambtenaren met papieren en stempels om hun smeken om hulp en onderdak af te wijzen en ze terug te sturen. We hebben wel verdragen om politieke vluchtelingen en vervolgden op te vangen maar slachtoffers van oorlog en anarchie zijn hier niet welkom, die hoeven niet opgevangen te worden.
Het Europese volkslied begint met de wens dat alle mensen broeders zullen worden. Afgezien van het feit dat er broeders en zusters bedoeld zullen zijn heeft onze regering en hebben de soldaten op Schiphol het volkslied nog niet echt leren zingen. Wie stuurt zijn broeders en zusters terug naar straten die bezaaid zijn met lijken, wie stelt de kinderen bloot aan marteling en verkrachting? Wie durft hier vluchtelingen die ons land hebben weten te bereiken jaren en jaren in angst en onzekerheid te houden? Wanneer geven onze diplomaten in de Verenigde Naties stem aan de tallozen die niet meer gehoord worden? Waarom verwijten wij God het lijden van de mensen en keren wij onszelf er vanaf, net zoals wij ons van God afkeren omdat aan het lijden geen eind lijkt te komen?
Dan zijn er mensen die denken dat we met vreemdelingen niet kunnen samenleven. Ze laten zich leiden door een neurotische angst, een angst die niet op eigen ervaringen is gestoeld. Ze zetten de tienduizenden weg die in hun buurt, dorp en stad op een nieuwe manier een samenleving weten op te bouwen. Een samenleving waar ook vreemdelingen tot het samen gaan behoren. Maar wie van de angsthazen opent het hart voor het verhaal van God? Heel veel mensen die aan die opbouw doen, als vrijwilligers in asielzoekerscentra bijvoorbeeld komen uit kerken als de PKN. Daar verenigen mensen zich die de stem van de ontrechten gehoord hebben, die een wereld willen waar voor iedereen plaats is. Daar wordt nog geweten dat ieder van ons elke dag opnieuw kan beginnen aan de bouw van het Koninkrijk waar alle tranen gedroogd zullen zijn. Elke dag als we de stem horen van de kinderen die vragen naar brood en wijn mogen we er opnieuw aan beginnen, ook vandaag dus.