Job 38:16-30
16 Betrad jij ooit de plaats waar de zee opwelt, heb jij over haar diepste bodem gewandeld? 17 Zijn de poorten van de dood aan jou getoond, de deuren van het diepste donker-heb je die gezien? 18 Kun jij de aarde in haar volle uitgestrektheid bevatten? Vertel het, als je het allemaal weet! 19 Waar is de weg naar de oorsprong van het licht, en de plaats van het donker-is die jou bekend, 20 zodat je het naar zijn gebied kunt voeren en het pad naar zijn huis kunt vinden? 21 Jij weet dat vast, want jij werd toen geboren, zoveel jaren liggen achter je! 22 Ken je de voorraadkamers van de sneeuw, heb je de voorraadkamers van de hagel gezien, 23 die ik heb aangelegd voor tijden van nood, voor dagen van oorlog en strijd? 24 Hoe kom je op de plaats van waar het licht verspreid wordt, van waar de oostenwind over de aarde uitwaait? 25 Wie heeft de geulen gekliefd voor de stromen, de weg voor donder en bliksem gebaand, 26 zodat de regen neervalt op de onbewoonde aarde, op de woestijn waar geen mensen leven, 27 en wildernis en woestenij doordrenkt raken en er overal jong gras opschiet? 28 Heeft de regen een vader? Wie brengt de dauwdruppels voort? 29 Uit welke schoot wordt het ijs geboren, wie baart de rijp van de hemel,30 wanneer de wateren stollen, hard als steen, wanneer het oppervlak van de zee bevroren raakt? (NBV)
Heel lang is er gezegd dat God te ontmoeten zou zijn in de ontzagwekkendheid van de natuur. In dit stuk uit het boek Job leren we eigenlijk dat dat niet kan. Voor gewone eenvoudige mensen is de natuur wel indrukwekkend maar bij alles wat je ziet moet je bedenken dat God het alles te boven gaat. Misschien is het tegenwoordige wel eenvoudiger te begrijpen. Veel van wat hier als wonderbaarlijk wordt opgenoemd is immers door mensen wetenschappelijk verklaarbaar en zelfs gedeeltelijk voorspelbaar. We weten best hoe hagel en sneeuw ontstaan en waar het licht van de zon vandaan komt, waar dat licht uit bestaat en zelfs hoe de zon dat licht naar ons toe zendt. Maar God gaat dat te boven. God gaat ook ruimte en tijd te boven. God is het gans andere, voor mensen niet te vatten.
Daarom is het ook niet toegestaan een beeld van God te maken. De oude man op een wolk die door Michael Angelo werd geschilderd in de Sixtijnse Kapel in Rome mag dan wel een mooi beeld zijn, het is geen beeld van God, het schilderij waarbij de oude man de hand uitsteekt naar de naakte mens heeft met de God van Israel, de God uit het boek Job, niets maar dan ook helemaal niets te maken. Ongelovigen lachen gelovigen wel eens uit omdat er in de ruimte geen plaats gevonden is voor God. Bijgelovigen wijzen planeten aan waar God op zou wonen. Voor beiden geldt dat ze de God van Israel niet hebben begrepen. God openbaarde zich in het verhaal over Israel. Daar gaat het over een God die meetrok met het volk en dat volk uit de slavernij door de woestijn heen naar een land voerde dat overvloeide van melk en honing. Dat volk moest maar één ding doen en dat was de naaste liefhebben als zichzelf. In de loop van de geschiedenis bleek dat steeds weer te moeilijk, maar telkens opnieuw begon die God opnieuw met dat volk.
Dat verhaal ging voor Christenen over in het verhaal over Jezus van Nazareth die het gebod van die God van Israel door de dood heen doortrok voor alle mensen op aarde. Iedereen kan daarin meedoen en de naaste liefhebben als zichzelf. En als dat te moeilijk is kun je er elke dag, elk moment, opnieuw mee beginnen. Dat is het geheim van de God die alles te boven gaat. Die God gaat ook vandaag weer met ieder van ons mee als we op pad gaan om onderdrukten te bevrijden, hongerigen te voeden, naakten te kleden en aan de armen het einde van de armoede te verkondigen. Over de hele wereld trekken mensen met ons mee en als iedereen met ons mee gaat dan zal het ook echt gaan gebeuren.