Habakuk 1:12–2:4
12 ¶ Bent u, HEER, niet altijd mijn God, mijn Heilige geweest? Wij zullen toch niet sterven? Om het vonnis te voltrekken, HEER, hebt u de Chaldeeër opgeroepen, u hebt hem ertoe bestemd, o Rots, om ons te straffen. 13 Uw ogen zijn te zuiver om het kwaad te kunnen aanzien, de ellende te kunnen verdragen. Waarom dan verdraagt u deze trouwelozen, zwijgt u, nu de wetteloze verslindt wie rechtvaardiger is dan hij? 14 Als vissen in de zee maakt u de mensen, als kruipende dieren zonder leider. 15 De Chaldeeër slaat ze allemaal aan de haak, sleept ze mee in zijn net, verzamelt ze in zijn fuik. Daarom is hij blij en vrolijk, 16 brengt hij offers aan zijn net, brandt hij wierook voor zijn fuik, alles voor een vette buit, een overvloedig maal. 17 Mag hij maar doorgaan zijn netten te legen, meedogenloos volken blijven vermoorden? 1 ¶ Ik ga nu op mijn wachtpost staan, betrek mijn post op het bolwerk, kijk uit om te zien wat de HEER mij zal zeggen, wat hij mij antwoordt op mijn verwijt. 2 Dit was het antwoord van de HEER. Schrijf dit visioen op, grif het duidelijk in platen, zodat het snel te lezen is. 3 Het visioen wacht tot zijn tijd gekomen is, het getuigt ervan, het liegt niet. Ook al is het nog niet vervuld, wacht maar, het komt zeker, het zal niet uitblijven. 4 Wie niet oprecht is kwijnt weg, maar de rechtvaardige zal leven door zijn trouw. (NBV)
Vandaag lezen we een stukje uit de Bijbel waar gelovigen niet zo heel erg van houden. Hier gaat een Profeet van de God van Israël openlijk in discussie met zijn God. Het gaat zelfs zo ver dat hij spreekt over het verwijt dat hij de God van Israël maakt. En dat verwijt is niet mis. God maakt gebruikt van de Heidense Chaldeeën, afgodendienaars, om de vijanden van Israël te straffen voor hun daden. Die Chaldeeën schrijven hun overwinning toe aan hun eigen afgoden die daardoor meer aanbeden worden. En aangezien de Israëlieten gevangen worden gehouden door de vijanden van de Chaldeeën de Assyriërs lijden de Israëlieten ook onder de oorlog die tussen die twee volken wordt gevoerd. De God van Israël lijkt er wel helemaal niet aan te pas te komen. Habakuk betrekt in zijn verwijt ook het lot van de andere volken. Of dat nu afgodendienaars zijn of niet, hun lot in de bestraffing door de God van Israël zal hen niet dichter bij die God brengen maar dichter bij de afgod van de Chaldeeën.
De profeet wordt er strijdvaardig van. Hij bouwt als het ware een muur om zich heen en gaat op een bolwerk staan om eens te horen wat de God van Israël. De Heer van de wereld, heeft te antwoorden op zijn verwijt. Dat is nogal wat een God ter verantwoording te roepen. Alsof jezelf altijd zo’n Heilig boontje bent. Maar de God van Israël laat zich ter verantwoording roepen. Die verschuilt zich niet achter zijn macht. Overal in de Bijbel kom je de roep tegen om toch vooral recht en gerechtigheid te betrachten en vrede te brengen. Daar waar onrecht heerst wordt God aangeroepen om recht te brengen, daar waar geweld en onderdrukking heersen wordt die God om vrede gesmeekt. In deze profetie antwoord de God van Israël dan ook. Niet in een donderslag die verkeerd verstaan kan worden of met een briefje dat vervalst kan worden. Er wordt gewezen op platen waarin het antwoord te lezen is. En een visioen dat op platen gegrift is doet ons denken aan de tien richtlijnen voor een menselijke samenleving die door Mozes gegrift in platen van de Berg Horeb naar het volk werden gebracht.
Daar staat hoe mensen samen moeten leven om te kunnen zeggen dat de God van Israël hen uit het land van de dood, uit Egypte, heeft geleid. Dat visioen wacht op die manier nog steeds op vervulling, want er wordt op aarde nog lang niet vanzelfsprekend geleefd volgens de richtlijnen voor de menselijke samenleving. Er wordt gedood, er wordt gelogen, er wordt gestolen wat van een ander is. Er wordt gedaan of dat recht en gerechtigheid is en die onoprechtheid zal vergaan. Nee, de rechtvaardige zal leven. Later zal ook Paulus dit verzuchten als hij het heeft over de vraag waarom gelovigen vervolgd worden. Ze leven door hun trouw, vaak vertaald als geloof. Maar het is niet alleen trouw van mensen aan de God van Israël, maar ook de trouw van de God van Israël aan zijn Woord. Dat klinkt hier door. Daardoor is ook hier een oproep te horen te gaan leven volgens die richtlijnen voor een menselijke samenleving, met elkaar te delen, te zorgen voor de minsten, ook vandaag dus weer.