Jeremia 25:1-14
1-2 In het vierde regeringsjaar van koning Jojakim van Juda, de zoon van Josia (dit was het eerste regeringsjaar van koning Nebukadnessar van Babylonië), richtte de HEER zich tot Jeremia over de inwoners van Juda en Jeruzalem. De profeet Jeremia sprak toen tot hen: 3 ‘Vanaf het dertiende regeringsjaar van koning Josia van Juda, de zoon van Amon, tot op de dag van vandaag, drieëntwintig jaar lang, heb ik telkens weer namens de HEER tot jullie gesproken, maar jullie hebben niet geluisterd. 4 Steeds opnieuw heeft de HEER zijn dienaren, de profeten, naar jullie gezonden, maar jullie hebben niet geluisterd; jullie wilden hen niet eens aanhoren. 5 Ze zeiden: “Geef je verdorven levenswandel op, breek met je kwalijke praktijken, dan mogen jullie in het land blijven wonen dat de HEER jullie en je voorouders gegeven heeft. Zo is het altijd geweest, zo zal het dan altijd zijn. 6 Loop niet achter andere goden aan, dien ze niet en buig je niet voor hen neer, krenk mij niet met wat je zelf gemaakt hebt, dan zal ik jullie niet met onheil treffen.” 7 Maar jullie hebben niet naar mij geluisterd-spreekt de HEER -,jullie hebben mij gekrenkt met wat jullie zelf gemaakt hebben, tot jullie eigen ondergang. 8 ¶ Daarom-dit zegt de HEER van de hemelse machten: Omdat jullie niet naar mij hebben geluisterd, 9 zal ik alle volken van het noorden met mijn dienaar, koning Nebukadnessar van Babylonië, ontbieden-spreekt de HEER. Ik stuur ze op de inwoners van dit land af en op alle omringende volken. Ik breng alle inwoners om; ze zullen afschuw en ontzetting wekken, en dit land zal voor altijd in puin liggen. 10 Ik laat de vreugdezangen verstommen, bruid en bruidegom zullen niet langer van vreugde zingen, het geluid van de handmolens zal versterven en het licht van de lampen zal doven. 11 Heel dit land valt in puin en wordt een woestenij, en ook de omringende volken zullen de koning van Babylonië dienen, zeventig jaar lang. 12 Maar als die zeventig jaar voorbij zijn, zal ik de koning van Babylonië en zijn volk voor hun misdaden laten boeten-spreekt de HEER. Ik maak het land van de Chaldeeën voor altijd tot een woestenij. 13 Ik breng over dat land het onheil dat ik het aangekondigd heb, alles wat in dit boek geschreven staat en door Jeremia tegen alle volken geprofeteerd is. 14 Dan zullen de Chaldeeën zelf door vele volken en machtige koningen worden onderworpen. Zo zal ik hun vergelden wat ze hebben misdaan.’ (NBV)
Wat was er eigenlijk in het dertiende regeringsjaar van koning Josia gebeurd dat de God van Israël zijn bemoeienis met het volk daar laat beginnen? Dat was een raar verhaal dat elders in de Bijbel staat en dat je moet kennen wil je snappen wat hier wordt bedoeld. Koning Josia had besloten om de Tempel in Jeruzalem te laten opknappen. Een mooie stad als Jeruzalem verdiende toch een mooie Tempel met Priesters in prachtige gewaden. De Tempel was vervallen geraakt en de meeste Priesters hadden zich in laten huren om in steden en dorpen in plaatselijke heiligdommen offers te brengen aan de goden die het meeste voordeel leken te bieden. Het verhaal van de God van Israël was compleet vergeten. In dat dertiende regeringsjaar kwam een Priester opgewonden bij Josia want ze hadden een bijzondere vondst gedaan. In een muur van de Tempel was een oud boek gevonden. Het was daar ingemetseld om duidelijk te maken waar die Tempel voor bedoeld was.
Achteraf nemen we aan dat er een copie van het boek Deuteronomium was gevonden. Daarin stond een toespraak van Mozes die herinneringen ophaalde aan de slavernij in Egypte en de bevrijding gevolgd door de reis door de woestijn en de richtlijnen voor een menselijke samenleving die daar aan het volk waren gegeven. In dat boek stond ook dat de Koning die richtlijnen onder handbereik moest hebben en vanuit die richtlijnen het land moest besturen. Koning Josia had besloten die richtlijnen te volgen. Alle heiligdommen buiten Jeruzalem werden verwoest. Het nalopen van andere goden werd verboden. Overal werd het boek dat in de Tempel was gevonden voorgelezen. Niemand kon meer zeggen dat men niet wist dat het volk Israël de God van Israël moest volgen. Het leek er op dat het volk blij was met deze verandering. Er was nieuw elan in het land. Men had weer een eigen identiteit die zich onderscheidde van de de buurvolken.
Maar er was een nieuwe generatie opgestaan. Josia was gestorven en Jojakim was nu Koning. Ook in Babel was een nieuwe generatie aan de macht gekomen. Het bijzondere onderscheid tussen Israël en de andere volken was weer weggevallen. Dus zal ook Babel Juda onderwerpen zoals Babel alle andere volken aan het onderwerpen was. Alle pogingen van Jeremia om het volk op andere gedachten te brengen waren vergeefs geweest. Later zal Jeremia er nog een boek van laten maken dat in de Tempel werd voorgelezen maar op last van de Koning werd verbrand. Deze generatie is gedoemd ten onder te gaan. Ook de generatie uit Babel die alleen kon veroveren. De volgende generatie, na 70 jaar, krijgt een nieuwe kans. Ook bij ons is er een generatie die niet heeft begrepen dat rascisme, eigen volk eerst en het heilig verklaren van eigen tradities tot oorlog, onderdrukking en ellende voert. Alle waarschuwingen voor een machtsbelust Rusland worden in de wind geslagen. Ze zullen het eerst moeten voelen, dan krijgt een volgende generatie weer een kans, tot die tijd moeten profeten en gelovigen de boodschap maar levend houden.