Ezechiël 21:13-22
13 De HEER richtte zich tot mij: 14 ‘Mensenkind, profeteer, zeg: “Dit zegt de Heer: Er is een zwaard gewet, er is een zwaard geslepen 15-16 om te slachten is het gewet, om te bliksemen is het gescherpt. Moeten wij ons erover verheugen dat de staf van mijn zoon al het hout veracht? Het zwaard is gescherpt om te worden gegrepen. Het is gewet, het is geslepen, moordenaars grijpen het vast.” 17 Schreeuw het uit, mensenkind, en sla je op je heup, want het zwaard treft mijn volk, het verwondt Israëls vorsten, mijn volk wordt door het zwaard geveld. 18 Het volk wordt beproefd, en wat als ook de staf die al het hout veracht er niet meer is? -zo spreekt God, de HEER. 19 Mensenkind, profeteer, sla je handen op elkaar, en laat het zwaard tweemaal, driemaal zijn werk doen. Het is een zwaard dat klieft, dat velen doorboort, dat diep in hen doordringt. 20 De schrik slaat hun om het hart, velen struikelen en vallen! Het zwaard stuur ik af op hun steden, verwoestend doet het zijn werk. Ja, het is gemaakt om te bliksemen het is gewet om te slachten. 21 Doe een uitval naar rechts, val aan naar links, waarheen je maar gestuurd wordt!22 Ook ik sla mijn handen op elkaar, ik zal mijn woede koelen. Ik, de HEER, heb gesproken.’ (NBV)
Vandaag zingen we een zwaardlied met de profeet mee. Zwaardliederen vinden we in sommige landen nog in de folklore. Ze gaan dan meestal ook met dansen gepaard. Kruiselings worden twee zwaarden over elkaar en daar wordt dan een loflied op gezongen en gedanst. De zwaarden van vijanden deren ons niet en de zwaarden van onszelf zullen de vijanden ombrengen. Eigen volk eerst en wij zijn de besten. Maar zo is het zwaardlied van de profeet niet. Het lijkt eerder een parodie op de zwaardliederen van koningen en legerleiders. Want het volk wordt beproefd. Je kunt wel oorlog voeren en vijanden vernietigen, maar wie bouwt de stad Homs weer op? Die stad ligt in puin door de bommen die er door de strijdende partijen op zijn gegooid.
De vijand lijkt hier overwonnen, maar het gewone volk dat niet mee deed aan de strijd, de strijd ook niet heeft gewild, is het slachtoffer. De soldaten zijn weg en zij staan er alleen voor. In de dagen van Ezechiël lieten de koningen alle bomen omhakken. Vruchten van bomen, olijven, citrusvruchten, noten, waren er niet meer zodat er honger in het land kwam en de armen geen wintervoorraden konden aanleggen. De staf van de koning die alle bomen aanwees om gekapt te worden maakt het niet alleen de vijand moeilijk maar maakt het eigen volk tot slachtoffer. De vijand verjagen is mooi, maar niet genoeg. Twee of drie maal zal de vijand terugkomen. Elke keer dat de vijand terugkomt vallen er slachtoffers. Alleen de angst regeert uiteindelijk nog.
De zwaarden zijn alleen gewet om te slachten. Van de richtlijn “Gij zult niet doden” heeft niemand nog gehoord. Zwaarden brengen dood en verderf. Bommenwerpers zaaien dood en verderf. Kanonnen bulderen dood en verderf, als de juiste munitie is gebruikt. In onze dagen kun je oorlog voeren op verre afstand, kruisraketten en drones worden vanaf verre plaatsen bestuurd. Ze zaaien dood en verderf. Geen van die wapens, geen van die vliegtuigen zaait vrede, de vrede van God. Gods kinderen, de minsten, de armen, de weduwen en de wezen, worden het eerste slachtoffer. Wij willen ze niet opnemen, wij weigeren hen vrede te brengen en de kans een toekomst op te bouwen. Willen we luisteren naar de profeet en het anders gaan doen? Dan zouden we daar vandaag mee kunnen beginnen.