Ezechiël 21:1-12
1 Weer richtte de HEER zich tot mij: 2 ‘Mensenkind, richt je blik naar het zuiden, klaag het aan en profeteer tegen het struikgewas daar. 3 Zeg: “Luister naar de woorden van de HEER ! Dit zegt God, de HEER: Ik steek je in brand, en het vuur zal al het levende en dorre hout verteren. De laaiende vlam zal niet doven, alle gezichten, in noord en zuid, zullen erdoor worden verschroeid, 4 en alles wat leeft zal weten dat ik die vlam heb aangestoken. Het vuur zal niet doven!”’ 5 Ik antwoordde: ‘Ach HEER, mijn God, zullen ze dan niet zeggen: “Hij spreekt in raadselen, die man!”’ 6 De HEER richtte zich tot mij: 7 ‘Mensenkind, richt je blik op Jeruzalem en klaag de heiligdommen aan, profeteer tegen het land van Israël. 8 Zeg: “Dit zegt de HEER: Ik keer me tegen je, ik trek mijn zwaard uit de schede en ik zal je inwoners uitroeien, de schuldigen en de onschuldigen. 9 Van het zuiden tot het noorden roei ik iedereen uit, de schuldigen en de onschuldigen. Daarom laat ik mijn zwaard uit de schede komen, 10 en alles wat leeft zal weten dat ik, de HEER, mijn zwaard getrokken heb! Het keert niet meer in de schede terug.” 11 En jij, mensenkind, kerm! Kerm van verdriet waar zij bij zijn, kerm als een gebroken man. 12 Als ze je dan vragen: “Waarom kerm je zo?” zeg dan: “Er gaat een onheilsboodschap rond! De angst zal alle mensen om het hart slaan, hun armen zullen slap langs hun lichaam hangen, ze worden wanhopig, het water loopt hun langs de benen. Het komt, het zal gebeuren! zo spreekt God, de HEER.”’ (NBV)
In het zuidelijk gedeelte van het land Israël ligt de Negev woestijn. In oude dagen was dat het zuidelijk gedeelte van Juda, het Zuidrijk met als hoofdstad Jeruzalem. Tegenwoordig is door bevloeiing en irrigatie een groot deel van Negev weer vruchtbaar gemaakt. Dat het mogelijk was gewassen te verbouwen in de woestijn wisten de Israëli uit hun geschiedenis. Ook de Judeeërs en na hen de Nabateërs hadden het dorre Zuidland omgetoverd tot een vruchtbaar gebied. De woestijn had inderdaad gebloeid als een roos. Maar Juda had zich afgekeerd van de God van Israël en de grond was weer verdord en het struikgewas was opgeschoten. In de ballingschap krijgt de profeet Ezechiël de opdracht de ballingen uit Juda duidelijk te maken hoe het zal gaan met hun land. Dat zal dus niet goed aflopen. De hele dorre boel zal in brand vliegen. Het vuur van de God van Israël zal de eens zo vruchtbare woestijn weer tot woestijn maken met vuur. Dat vuur zal de laatste trots van het volk Israël verteren. Het is hetzelfde vuur als het vuur dat in de dagen van Elia de altaren van de Baäl op de Karmel verteerde en het offer dat Elia had gebracht aanstak. Zo zal het volk weten dat het vuur dat hun struikgewas vernietigt en de dorre boel van de verwaarloosde woestijn opruimt van de God van Israël zelf afkomstig is.
Maar zal het volk dan de valse goden afzweren en zich weer richten op de God van Israël? Vergeet het maar. Tot zijn verbijstering komt de profeet tot het inzicht dat die rampen het volk helemaal niet tot inkeer brengen. Zelfs in de ballingschap is er nog de neiging zich maar aan te passen aan de afgodendienst van Babel. Het leger van Babel zal daarom nog eens optrekken. Zij hebben tot doel ook het laatste aan opbrengst uit het land buit te maken. Voor Ezechiël is het een teken dat de God van Israël met het zwaard opruiming laat houden in een hardnekkig volk dat keer op keer afgoden vereerd. Alle heiligdommen die er gevonden worden in Juda zullen daarom vernietigd worden. En zoals de regen neerdaalt op de rechtvaardigen en de onrechtvaardigen zo zal het zwaard ook de rechtvaardigen en de onrechtvaardigen treffen. Allen zullen getroffen worden. Een boodschap die door de eeuwen heen veel vragen heeft opgeroepen. Elders in de Bijbel belooft God immers dat de rechtvaardigen gespaard zullen blijven en nu komen ze net zo om door het zwaard als de onrechtvaardigen. Ezechiël ziet de realiteit van alle oorlogen.
Altijd zijn er onschuldigen die er ook het slachtoffer van worden. Altijd zullen die onschuldigen onze eerste aandacht moeten trekken. Altijd zullen die onschuldigen de reden moeten zijn om geen oorlog te voeren, om wapens in de wereld om te smeden tot ploegscharen. De Bijbel geeft hier geen antwoord op de vraag waarom ook de onschuldigen slachtoffer moeten worden van de slachtpartij die het leger van Babel zal aanrichten. Wij hebben in onze dagen ook niet het antwoord op de vraag waarom IS kon ontstaan en waarom er geen andere weg lijkt te zijn dan bommen te gooien. Eigenlijk is er ook maar één antwoord: “Gij zult niet doden” Elk wapen dat geproduceerd wordt, elk wapen dat verhandeld wordt draagt bij aan de dood van onschuldigen. Niet alleen het bezit van wapens zal daarom moeten uitsterven maar ook de handel in wapens en de productie er van. Zo ver zijn we nog niet, wapenbeurzen vinden zelfs in onze steden plaats, openlijk en met toestemming van de overheid. Daar kunnen we ook tegen ageren, daar zullen we ons misschien ook wel tegen moeten verzetten, elke dag weer.