Ezechiël 18:14-20
14 En ook hij krijgt weer een zoon, en deze zoon ziet alle misstappen die zijn vader begaan heeft. Hij ziet ze allemaal, maar volgt ze niet. 15 Aan de offermaaltijden op de bergen neemt hij niet deel, de afgoden van de Israëlieten vereert hij niet en ook maakt hij de vrouw van een ander niet onrein; 16 hij buit niemand uit, hij vraagt geen onderpand wanneer hij iets uitleent en hij besteelt niemand. Hij deelt zijn voedsel met al wie honger heeft, wie naakt is geeft hij kleren, 17 wie misdeeld is doet hij geen kwaad, hij vraagt vooraf geen rente, of toeslag achteraf. Hij leeft naar mijn voorschriften en houdt zich aan mijn geboden. Zo iemand zal zeker in leven blijven, en niet sterven vanwege de schuld van zijn vader. 18 Maar zijn vader-die een uitbuiter is geweest, die anderen bestolen heeft en zijn eigen familie heeft benadeeld-, zijn vader zal sterven, door zijn eigen schuld. 19 “Maar, ”vragen jullie, “waarom hoeft de zoon niet te boeten voor de schuld van zijn vader?” Die zoon is mij trouw geweest en heeft het goede gedaan, hij heeft zich aan al mijn geboden gehouden en ze nageleefd, dus zal hij zeker in leven blijven! 20 Iemand die zondigt zal sterven, maar een zoon hoeft niet te boeten voor de schuld van zijn vader, en een vader hoeft niet te boeten voor de schuld van zijn zoon; wie rechtvaardig is wordt als een rechtvaardige behandeld, en een slecht mens wordt voor zijn slechte daden gestraft. (NBV)
Die Ezechiël zou vandaag de dag onder ons kunnen leven. De vragen van ontspoorde jongeren en de verantwoordelijkheid voor hen. En de zorg en verantwoordelijkheid voor kinderen van criminelen spelen volop in de maatschappelijke discussie. Heeft Ezechiël ons daarbij iets te zeggen? Wis en waarachtig wel! Jongeren die alles doen wat God verboden heeft, een uitdrukking die ook in onze taal gemeengoed is geworden, plaatsen zichzelf buiten de samenleving, ze zijn “dood” in de taal van Ezechiël, op straat zeggen we dan dat ze kunnen doodvallen. Maar als ze als criminelen zelf kinderen hebben, moeten we die dan de misdaden van hun ouders aanrekenen? Nee natuurlijk niet zegt Ezechiël. En doen we dat ook niet? De zorg voor kinderen van gevangenen ontbreekt helemaal. Het komt voor dat tieners met broertjes en zusjes in de basisschoolleeftijd thuis de verantwoording voor opvoeding en huishouding op zich moeten nemen als de hen verzorgende ouders wegens een misdrijf in de cel beland zijn.
Niemand vraagt naar ze en de zorg voor zulke kinderen is bij ons niet geregeld. Het is alsof ze zelf ook kunnen doodvallen en dat was niet de bedoeling. We hebben met elkaar dus een grote verantwoordelijkheid voor kinderen in onze omgeving. We moeten er allereerst zoveel mogelijk aan doen om te voorkomen dat ze ontsporen. Zorgen dat ze niet spijbelen, dat er goed onderwijs gegeven wordt in onze wijken en buurten, dat er buiten schooltijden iets te doen is, dat ouders tijd krijgen en tijd hebben om door te brengen met hun kinderen en dat kinderen van ouders die niet goed voor ze kunnen zorgen opgevangen worden. Omdat we al die zorg aan instellingen voor Jeugdzorg overlaten is het geen wonder dat het mis gaat. Van Marokkanen kunnen we daarbij nog wel wat leren.
Als er in een buurt overlast van Marokkaanse jongens dreigt blijken Marokkaanse buurtvaders daar een uitstekend recept voor te hebben. Ze gaan twee aan twee de wijk in en spreken hun zonen aan op hun wangedrag daar waar dat plaats vindt. Ze doen dat zonder angst. Het is jammer dat dat beperkt blijft tot Marokkaanse buurtvaders. We zouden zulke ouders, want waarom alleen vaders, vaak kunnen gebruiken. En waarom alleen ouders, grootouders, buren en vrienden mag natuurlijk ook. Waarom laten we de veiligheid in de buurten alleen over aan een overbelaste politie. Waarom steken zo weinig mensen de handen uit de mouwen als het gaat om het opbouwen van een samenleving waarin voor iedereen plaats is en niemand bang hoeft te zijn. Ezechiël sprak niet alleen tegen de autoriteiten in zijn samenleving, hij had het tegen iedereen, ook tegen ons vandaag.