Jeremia 14:11-22
11 De HEER zei tegen mij: ‘Bid niet voor het welzijn van dit volk. 12 Ook al vasten ze, ik zal niet naar hun smeekbeden luisteren. Ook al brengen ze brandoffers en graanoffers, die zullen mij niet behagen. Ik zal hen vernietigen met het zwaard, de honger en de pest.’ 13 Ik zei: ‘Ach HEER, mijn God, hun profeten verkondigen: “Het zwaard zal jullie bespaard blijven en jullie zullen geen honger lijden; ik schenk jullie blijvende vrede in dit land.”’ 14 De HEER antwoordde: ‘Die profeten verkondigen leugens, en dat in mijn naam. Ik heb hen niet gezonden, hun niets opgedragen, niet tot hen gesproken. De visioenen die ze profeteren zijn leugens, waarzeggerij, holle woorden en eigen verzinsels.15 Daarom-dit zegt de HEER over de profeten die ik niet gezonden heb, maar die in mijn naam profeteren dat dit land niet door het zwaard en de honger zal worden getroffen: Zij zullen zelf door het zwaard en de honger omkomen. 16 En de straten van Jeruzalem zullen bezaaid liggen met de lijken van hun toehoorders, geveld door de honger en het zwaard. Er zal niemand zijn die hen en hun vrouwen, zonen en dochters begraaft. Zo stort ik hun eigen kwaad over hen uit. 17 ¶ Zeg tegen hen: Laten mijn ogen vloeien van tranen, nacht en dag. Ogen, kom niet tot rust, want mijn volk is deerlijk verwond, niet te helen is zijn letsel. 18 Als ik naar de akkers ga, zie ik ze liggen, geveld door het zwaard. Als ik de stad in ga, zie ik ze liggen, uitgeteerd door de honger. Zelfs profeten, zelfs priesters komen terecht in een onbekend land.’ 19 ‘Hebt u Juda verworpen, hebt u van de Sion een afkeer gekregen? Waarom hebt u ons zo hard geslagen dat er geen genezing voor ons is? Wij hoopten op vrede, maar vrede bleef uit, wij verwachtten genezing, maar angst overviel ons. 20 HEER, wij bekennen onze schuld, en de schuld van onze voorouders: wij hebben tegen u gezondigd. 21 Maar verstoot ons toch niet, doe het niet, omwille van uw naam. Ontluister uw troon toch niet, denk aan uw verbond met ons, verbreek het niet. 22 Brengen die nietige goden van andere volken soms regen, of schenkt de hemel buien uit zichzelf? U, de HEER, onze God, doet dat toch? Wij vestigen onze hoop op u, want u hebt alles gemaakt.’ (NBV)
Ook in onze dagen zijn er van die zogenaamde christenen die verdedigen dat je een sterker land zou kunnen krijgen als je 1 miljard bezuinigt op de ontwikkelingssamenwerking. Ze zetten 10 duizenden verstandelijk gehandicapten op straat omdat het beter zou zijn voor de economie. Ze dwingen de gemeenten fors te bezuinigen op de uitkeringen voor de allerarmsten omdat er geen geld meer zou zijn. Maar de woonsubsidie voor de allerrijksten in het land handhaven ze en ze gedogen dat groepen in de samenleving tegen elkaar worden opgezet vanwege een verschillend geloof. De overeenkomsten met de dagen van Jeremia zijn duidelijk. Jeremia had zijn volk er op gewezen dat de afgoderij de spuigaten uit was gelopen met als dieptepunt het offeren van kinderen in het vuur aan de Moloch. God had hem gezegd dat het geen zin meer had dat het volk tot hem bad om ellende af te weren.
Dit volk had de ellende over zichzelf afgeroepen. Jeremia probeert nog een keer om het voor zijn volk op te nemen. Al die arme mensen konden er toch niks aan doen dat ze zo verkeerd deden want er waren profeten die in de naam van de God van Israël vertelden dat het goed ging met het volk als ze maar bondgenootschappen met grootmachten sloten en zorgden dat ze die grootmachten naar de mond praatten. Op eenzelfde manier wordt ook ons volk voor de gek gehouden. Maar net zoals het volk van Jeremia zich niet achter de valse profeten konden verschuilen kan ook ons volk zich niet verschuilen achter de profeten voor een sterker Nederland. Want iedereen weet dat Nederland zwakker wordt als het niet deelt. Iedereen weet dat het volk zwakker wordt als het de verschillen tussen de allerarmsten en de allerrijksten niet kleiner maakt maar jaar op jaar groter laat worden.
Het volk van Jeremia werd bedreigd door oorlog en geweld, de straten zouden bezaaid worden met lijken, het bloed zou door de straten van Jeruzalem vloeien. In onze dagen is het niet een openlijke oorlog die ons te wachten staat. Misschien dat het aantal terroristische aanslagen kan toenemen door het voortdurend haatzaaien waar niet tegen wordt opgetreden, maar ook die aanslagen zijn niet te vergelijken met een oorlog. Een economische dip is wel voorspelbaar. De koopkracht van de grote massa van mensen gaat achteruit, te beginnen met de gepensioneerden. En als er minder gekocht wordt hoeft er minder gemaakt en verkocht te worden en worden er meer mensen werkloos waardoor de koopkracht verder daalt. Het is een spiraal die zich gemakkelijk laat voorspellen en die we eerder hebben gezien. Het enige dat ons rest is het Woord van God blijven tonen, zorgen voor de zwaksten, in aktie komen voor de hongerenden, de naaste liefhebben als onszelf en zorgen dat ook de vreemdelingen worden opgenomen in onze samenleving. Dat kan ook vandaag weer.