2 Kronieken 3:15”“4:10
15 Salomo liet twee zuilen maken van vijfendertig el hoog, met kapitelen erop van nog eens vijf el, die voor de grote zaal kwamen te staan. 16 Hij liet ketens smeden voor de achterzaal en voor de kapitelen op de zuilen. Aan de ketens om de kapitelen liet hij honderd gesmede granaatappels hangen. 17 De zuilen werden aan weerszijden van de ingang van de grote zaal geplaatst. De rechterzuil noemde hij Jachin, de linker Boaz. 1 ¶ Salomo liet een bronzen altaar maken van twintig el lang, twintig el breed en tien el hoog. 2 Hij liet ook de Zee maken, een bekken van gegoten brons, vijf el hoog, met een middellijn van tien el en een omtrek van dertig el. 3 Aan de onderkant was het omkranst met een band van tien el lang, die bestond uit twee rijen runderen, en die met het bekken was meegegoten. 4 Het bekken rustte op twaalf runderen: drie met hun kop naar het noorden, drie met hun kop naar het westen, drie met hun kop naar het zuiden en drie met hun kop naar het oosten; hun achterlijven waren naar het midden gekeerd. Daarop rustte het bekken. 5 De wand was wel een handbreedte dik. De rand was gevormd als bij een beker, als een lotuskelk. Het bekken had een inhoud van drieduizend bat. 6 Hij liet ook tien andere bekkens maken, waarvan er vijf aan de zuidkant en vijf aan de noordkant van de tempel werden geplaatst. Dit waren spoelbekkens. Ze waren bedoeld om er alles wat nodig was voor de brandoffers in af te spoelen; de priesters wasten zich met het water uit de Zee. 7 Voor de grote zaal liet hij tien gouden lampenstandaards maken, geheel volgens voorschrift, waarvan er vijf aan de linkerkant en vijf aan de rechterkant werden geplaatst. 8 Er werden ook tien tafels neergezet, vijf links en vijf rechts. Voorts liet hij honderd gouden offerschalen maken. 9 Hij liet een binnenplaats voor de priesters aanleggen en een grote voorhof met toegangspoorten. De deuren daarvan liet hij met koper beslaan. 10 De Zee kreeg een plaats schuin voor de tempel, aan de zuidoostkant. (NBV)
De Tempel was als gebouw niet bestemd voor het gewone volk. Daarvoor waren de richtlijnen te belangrijk. Daar moest je niet mee sjoemelen, compromissen waren niet welkom. Daarom stonden voor het Tempelgebouw twee grote zuilen, uit brons en koper gegoten. Ze hadden zelfs namen, de naam Jachin heeft te maken met iets als bevestigen en de naam Boaz met iets als “in hem is de kracht”. Voor sommigen is het opvallend dat in het boek Kronieken minder aandacht voor de zuilen is dan in het boek Koningen het geval was. Nu legde het boek Koningen de nadruk op de afvalligheid van het volk en legt Kronieken de nadruk op de toekomst. Die twee zuilen waren geroofd door de Babyloniërs toen Israël in ballingschap ging. Ze leken ook nog al op beelden die bij de ingang van Kanaänitische Tempels stonden. Of je Heidense symbolen moet gebruiken voor de Godsdienst van Israël is dus een vraag die hier wordt gesteld.
Het Tempelgebouw was voor de Priesters. Die hadden hun eigen zaal. Die priesters moesten er voor zorgen dat de offers die waren voorgeschreven op de juiste manier werden gebracht. Die Priesters konden als het nodig was ook rechtspreken en de Hogepriester kon een koning van dienst zijn door aan God advies te vragen over belangrijke staatkundige zaken. Rondom de Tempel was daarom een grote voorhof, met eigen afscheiding en een poort. Voor de Tempel stond een groot koperen altaar waar de hele dag geofferd werd. Omdat alle bloed uit een offerdier weggestroomd moest zijn kunnen we ons voorstellen dat de Priesters snel onder het bloed zouden zitten. Ze kregen daarom een reusachtig bad, de Zee genoemd, waar ze zich voortdurend konden wassen. Dat offeren was niet bedoeld om de God van Israël in leven te houden maar om te laten zien dat alles wat je had van God kwam en je bereid was dat te delen. De Priesters aten daarom mee van het offervlees.
Als de Priesters bijeen waren in de Grote Zaal dan ondervonden ze de heiligheid van de Tempel, gouden lampenstandaards, grote tafels, dit was een gewijde ruimte. Drie maal per jaar werd het extra druk bij de Tempel. Dan kwamen overal pelgrims vandaan die rituele maaltijden hielden met de Priesters, de familie, de meiden en de knechten, de slaven en slavinnen, de Levieten die in het land belast waren met de rechtspraak en met de vreemdelingen die bij de pelgrims woonden. De rituele maaltijden werden gehouden bij de hoogfeesten van het volk. Het Pesachfeest als het volk herdacht dat het uit de slavernij van Egypte was bevrijd. Het Wekenfeest als het volk herdacht dat het de richtlijnen voor een menselijke samenleving, een samenleving van delen en zorgen, van God zelf had gehad. Het Loofhuttenfeest als het volk herdacht dat het vele jaren in primitieve omstandigheden in de woestijn had moeten wonen voordat de overvloedige oogst van het beloofde land kon worden binnen gehaald. Dat samen delen en samen eten is ook in het Christendom overgenomen, nu als gedachtenis aan Jezus van Nazareth die voor zijn vrienden zelfs de dood is ingegaan en daardoor de dood heeft overwonnen. Dat samen eten en samen delen in zijn Geest mogen we elke dag opnieuw doen, zelfs met de vreemdelingen onder ons.