Genesis 47:13-27
13 ¶ In heel het land was het voedsel inmiddels op, zo ernstig was de hongersnood. Zowel Egypte als Kanaän dreigde onder de hongersnood te bezwijken. 14 De mensen kochten bij Jozef graan, en zo kwam al het geld dat er in Egypte en Kanaän te vinden was bij Jozef terecht. Hij liet dat geld naar het paleis van de farao brengen. 15 Toen het geld in Egypte en Kanaän op was, kwamen de Egyptenaren weer bij Jozef. ‘Geef ons te eten, ‘zeiden ze. ‘U kunt ons toch niet voor uw ogen laten sterven nu we geen geld meer hebben?’ 16 Jozef antwoordde: ‘Als u geen geld meer hebt, geef me dan uw vee, dan krijgt u in ruil daarvoor eten.’ 17 Dus brachten ze hun vee naar Jozef, en hij gaf hun voedsel in ruil voor hun paarden, schapen, geiten, runderen en ezels. Zo voorzag hij hen dat jaar van voedsel in ruil voor hun vee. 18 Een jaar later kwamen ze weer bij hem. Ditmaal zeiden ze: ‘We hoeven u niet te zeggen, heer, dat we nu al ons geld en al ons vee aan u hebben gegeven. We hebben u niets anders meer te bieden dan ons lichaam en onze akkers. 19 Laat ons en onze akkers niet voor uw ogen ten onder gaan. Koop ons en onze grond in ruil voor eten; dan krijgt de farao de beschikking over onszelf en onze grond. En geeft u ons ook zaad, dan kunnen we tenminste in leven blijven en hoeven de akkers niet te verwilderen.’ 20 Jozef kocht alle akkergrond van Egypte voor de farao op, want alle Egyptenaren verkochten hun akker, zo erg hadden ze onder de hongersnood te lijden. Zo kwam al het land in bezit van de farao. 21 En in alle delen van Egypte maakte Jozef het volk tot slaaf. 22 Alleen de grond van de priesters kocht hij niet op, want de priesters kregen een vaste toelage van de farao en zij konden van dat inkomen leven; daarom hoefden zij hun grond niet te verkopen. 23 Jozef zei tegen het volk: ‘Nu heb ik uzelf en uw grond voor de farao gekocht. Hier hebt u zaad; zaai de akkers daarmee in. 24 Van de opbrengst moet u voortaan een vijfde deel aan de farao afstaan. Vier vijfde is voor u; dat kunt u gebruiken als zaaigoed en als voedsel voor uzelf, uw kinderen en uw verdere familieleden.’ 25 Ze antwoordden: ‘U hebt ons leven gered. Als u het zo wilt, heer, zullen wij de farao voortaan als slaaf dienen.’ 26 Jozef legde in een wet vast (en die wet is nog altijd van kracht) dat een vijfde van de opbrengst van de Egyptische akkers voor de farao was. Alleen de grond van de priesters werd geen eigendom van de farao. 27 ¶ Zo gingen de Israëlieten in Egypte wonen, in Gosen. Ze verwierven er bezittingen, ze kregen kinderen en breidden zich sterk uit. (NBV)
Dat is ook een mooie, die Jozef. Toen het volk nog graan in overvloed had legde hij de Egyptenaren een belasting op van een vijfde van al het graan. Dat liet hij opslaan voor slechtere tijden. Nu zijn die slechte tijden er en achtereenvolgens vraagt hij hun zilver om te kunnen eten en als dat op is hun land en als het graan weer op is hun zelf en maakt hij het volk tot slaaf. En voortaan moeten ze opnieuw twintig procent van al het graan afdragen aan de Farao. Wij zouden dat in onze dagen niet meer pikken zou je zo denken. Maar ook wij gaan ver als we in leven willen blijven. In de grote politiek heet dat dan dat we onze eigen belangen niet uit het oog moeten verliezen. Daarom kopen we olie en andere grondstoffen vaak van regeringen die alles doen wat wij verkeerd vinden. Ons opgeheven vingertje, ja zelfs veroordelingen van de Verenigde Naties of de Veiligheidsraad, houden ons niet tegen als ons belang vraagt dat we goede betrekkingen onderhouden met veroordeelde regeringen.
Jozef wordt geprezen om zijn rechtvaardig beleid. Over dat tot slaaf maken van het volk zijn de geleerden het overigens niet eens. In de Griekse vertaling die ooit van het Oude Testament is gemaakt, dat is de oudste versie die we op schrift hebben van de Hebreeuwse Bijbel, staat inderdaad dat het volk van Egypte tot slaaf is gemaakt. In een nog oudere versie van de eerste vijf boeken van de Hebreeuwse Bijbel, die door de Samaritanen werd gebruikt, staat dat ook, maar in de tekst van de Joodse Rabbijnen, de zogenaamde Masoretische tekst die bij vertalingen meestal als leidend wordt gebruikt staat dat het volk overgebracht werd naar de steden. Jozef laat overigens de Egyptische priesters buiten beschouwing. De godsdienst van de Egyptenaren bleef zo in tact. Een respect voor vreemde godsdiensten dat ons soms vreemd lijkt te zijn. Voor Jozef niet want die was immers met de dochter van de Egyptische priester getrouwd.
De twee zonen uit dit huwelijk zouden met de broer en de halfbroers van Jozef stamvader van de stammen van Israel worden. De Bijbel veroordeelt zelfs die vreemde godsdienst niet. Waar het in dit verhaal om gaat is dat de mensen door al die maatregelen van Jozef blijven leven. Ze krijgen onderling geen ruzie, er breken geen gevechten uit om de verdeling van het graan dat ligt opgeslagen. Het gaat er niet om wie veel zilver heeft en wie weinig, het gaat er ook niet om wie veel land heeft en wie weinig, iedereen moet ook evenveel belasting van de opbrengst betalen. Zelfs maken de maatregelen van Jozef het mogelijk dat er nog een volk blijft leven, het volk van Israël zoals Jacob nu genoemd wordt. Dat zouden ook wij eens moeten bedenken als we gevraagd worden onze rijkdom te delen met anderen die vergaan van de honger. Als wij ons daar zelf voor zouden inzetten, zoals de Egyptenaren die slaaf werden, dan zouden ook die hongerenden in de wereld gevoed kunnen worden.