Genesis 41:17-36
17 ¶ Toen deed de farao hem zijn verhaal: ‘In mijn droom stond ik aan de Nijl. 18 Opeens kwamen daar zeven koeien uit, mooie koeien die goed in hun vlees zaten. Ze gingen grazen in het oevergras. 19 Daarna kwamen er zeven andere koeien uit het water; die waren afschuwelijk mager, vel over been. Ik heb in heel Egypte nog nooit zulke lelijke koeien gezien. 20 En die magere, lelijke koeien aten de zeven eerste, vette koeien op. 21 Maar toen ze die naar binnen hadden gewerkt, was daar niets van te merken: ze zagen er nog even lelijk uit als eerst. Toen werd ik wakker. 22 Even later droomde ik dat er uit één halm zeven mooie, volle korenaren opschoten. 23 En daarna kwamen er weer zeven aren op; die waren dor en iel en door de oostenwind verschroeid. 24 En die armetierige korenaren verslonden de zeven mooie aren. Ik heb dit voorgelegd aan mijn magiërs, maar geen van hen kon me er iets over zeggen.’ 25 Jozef zei tegen de farao: ‘U hebt tweemaal hetzelfde gedroomd, farao, en God heeft u bekendgemaakt wat hij gaat doen. 26 Die zeven mooie koeien zijn zeven jaren, en die zeven mooie korenaren zijn ook zeven jaren: het is een en dezelfde droom. 27 De zeven magere, lelijke koeien die daarna te voorschijn kwamen, staan ook voor zeven jaren, net zoals de zeven lege aren die door de wind verschroeid waren: er zullen zeven jaren van hongersnood komen. 28 Het is, farao, zoals ik u daarnet zei: God heeft u laten zien wat hij gaat doen. 29 Er komen zeven jaren waarin er in heel Egypte grote overvloed zal zijn. 30 Daarna volgen zeven jaren van hongersnood. Dan zal niemand zich nog iets herinneren van de overvloed die er in Egypte was. De hongersnood zal het land te gronde richten 31 en zo erg zijn dat er van de eerdere overvloed niets meer te bespeuren valt. 32 Dat u deze droom tweemaal hebt gekregen, betekent dat Gods besluit vaststaat en dat hij het binnenkort gaat uitvoeren. 33 ¶ U zou er daarom goed aan doen, farao, een verstandig en wijs man te zoeken en het bestuur over Egypte aan hem toe te vertrouwen. 34 Ook zou u krachtige maatregelen moeten nemen. Ik raad u aan in het hele land opzichters aan te stellen en tijdens de zeven jaren van overvloed een vijfde te vorderen van wat het land opbrengt. 35 Al het voedsel dat Egypte voortbrengt in de goede jaren die straks aanbreken, moet worden verzameld. U moet erop toezien dat er in de steden graan wordt opgeslagen, en dat graan moet zuinig worden bewaard. 36 Uit die voedselvoorraad kan het land dan putten in de zeven jaren van hongersnood die het te wachten staan. Zo hoeft Egypte niet van honger om te komen.’ (NBV)
De dromen zijn natuurlijk glashelder. Het gaat dan ook kennelijk niet om de uitleg van de dromen maar om de oplossing van het probleem waarop ze duiden. De dromen gaan over de Nijl. Voor Egypte is de Nijl niet zomaar een rivier. Elk jaar stijgt het water van de Nijl en overstroomt een groot deel van de delta. De grond die ver uit Afrika door de Nijl is meegevoerd en in het water zweeft zakt dan naar de bodem en maakt het land rond de Nijl extreem vruchtbaar. Die jaarlijkse stijging van het water werd door de Egyptenaren nauwkeurig berekent. Hun hele godsdienst met de berekeningen van de zon, de maan en de sterren was gericht op het handhaven van de jaarlijkse bevruchting van het land. Maar wat nu als de Nijl wel buiten haar oevers zou treden maar niet vruchtbaar zou zijn. De magere koeien eten dan de vette koeien op. En wat dan als de Nijl wel het land bevloeit maar geen vruchtbaarheid voor het land brengt. De volle korenaren die ze waren gewend zouden opgaan in de dorre en schriele korenaren.
Een hongersnood zou wachten en hoe moesten ze die hongersnood afwenden. Al die tovenaars, magiërs en raadslieden die waren opgetrommeld hadden het probleem niet kunnen oplossen. Die slaaf die ze uit de gevangenis hadden gehaald, kaal geschoren en nieuw gekleed, zodat hij er als een hoveling uit zou zien mocht nu het probleem benoemen. Dan konden ze hem de schuld geven, ervoor straffen en samen een conferentie beleggen over de mogelijke oplossingen. Zo doen de machthebbers toch meestal? Het zijn de armen die de schuld krijgen van de problemen van de rijken. Niet de exorbitante zelfverrijking in het bedrijfsleven en de extreem hoge beloningen maar de looneisen van de vakbonden veroorzaken de economische problemen. Predikers die het zo durven verwoorden krijgen te horen dat zich bij hun eigen vak moeten houden, van de verdeling tussen arm en rijk hebben ze geen verstand. Of de Bijbel daar niets over te zeggen heeft. Jozef heeft gelijk, het is God die dit soort dromen kan uitleggen, het God die een uitweg biedt uit de economische problemen die zich aandienen.
Tot drie keer toe benadrukt Jozef dat dit nu eens dromen zijn van de God die hij van huis uit kende. Jozef kende natuurlijk het verhaal van zijn vader en moeder. Hoe zijn vader moest vluchten ondanks de belofte dat hij vader zou worden van een groot volk. Hoe zijn moeder lang moest wachten omdat eerst haar zuster met zijn vader moest trouwen en hoe zijn vader ondertussen steeds maar rijker werd. Die God die hij van huis uit kende was een God die met je meetrok naar vreemde landen en een God die voor je zorgde. Niet omdat je de beste of de hoogste was maar omdat je hem aanbad, zoiets. En daar lag natuurlijk ook de oplossing. Samen delen, belasting opleggen in de dagen van welvaart en overvloed en van die belasting uitdelen in tijden van schaarste en nood. Twintig procent belasting moest genoeg zijn om in dagen van onvruchtbaarheid net zo te eten te hebben als in de dagen van overvloed. Als alle volken zich nu eens zouden keren naar dit verhaal. Dan was er nu geen voedselcrisis. Dan deelden de streken waar vruchtbaarheid en overvloed is met de streken waar misoogst en armoede heerst. Als we dat zoals in het verhaal van Jozef wederzijds doen dan is er geen voedselcrisis en dan hoeft niemand op de wereld honger te lijden.