Genesis 41:37-52
37 Zowel de farao als zijn dienaren vonden dit een goed voorstel. 38 ‘Zouden we ooit iemand kunnen vinden als deze man, iemand die zo vervuld is van Gods geest?’ zei de farao tegen hen. 39 Toen richtte hij zich weer tot Jozef: ‘Aangezien God u dit allemaal bekend heeft gemaakt, is er vast niemand die zo verstandig en wijs is als u. 40 U vertrouw ik het bestuur van mijn paleis toe, en heel mijn volk zal doen wat u beveelt. Alleen door de troon zal ik boven u staan.’ 41 Hij vervolgde: ‘Hierbij geef ik u het gezag over heel Egypte,‘ 42 en hij deed zijn zegelring af, schoof die aan Jozefs vinger, gaf hem kleren van fijn linnen en hing hem een gouden keten om de hals. 43 Hij liet hem rondrijden in de op een na mooiste wagen die hij bezat, en voor Jozef uit gingen dienaren die riepen: ‘Eerbied!’ Zo stelde hij Jozef aan over heel Egypte. 44 ‘Ik ben de farao, ‘zei hij, ‘maar zonder uw toestemming zal niemand in heel Egypte ook maar één stap verzetten.’ 45 Hij gaf Jozef de naam Safenat-Paneach, en hij gaf hem Asnat tot vrouw; zij was een dochter van Potifera, een priester in Heliopolis. Jozef reisde heel Egypte door. 46 ¶ Dertig jaar was hij toen hij voor de farao, de koning van Egypte, verscheen, en nadat hij het koninklijk paleis had verlaten, trok hij door heel Egypte. 47 In de zeven jaren van overvloed kon er in het land volop worden geoogst. 48 Al het graan dat Egypte in die zeven jaar voortbracht, werd verzameld en in de steden opgeslagen; in elke stad sloeg men de opbrengst van de omliggende akkers op. 49 Het graan dat Jozef bijeenbracht, was als het zand van de zee: het was zo veel dat men maar ophield de voorraad te tellen, want er was geen tellen meer aan. 50 Nog voordat de periode van hongersnood aanbrak, kreeg Jozef twee zonen bij Asnat, de dochter van Potifera, de priester uit Heliopolis. 51 De oudste noemde hij Manasse, omdat God hem al zijn ellende en het gemis van zijn familie had doen vergeten. 52 Het tweede kind noemde hij Efraïm, ‘want, ‘zei hij, ‘God heeft mij vruchtbaar gemaakt in dit land, waar ik zoveel te verduren heb gehad.’ (NBV)
Eindelijk was Jozef waar hij zijn wilde, aan de top. Hij had geleerd dat de weg naar de top begint op de laagste trede. Wie een berg wil beklimmen moet onderaan beginnen. En aan de taak die Jozef krijgt wordt ook duidelijk waarom niemand de dromen van de Farao kon uitleggen. Ook Farao neemt geen risico. Het is een vreemde God die dit voorstel doet. Werkt het dan is het prima, werkt het niet dan is Jozef, en met hem zijn God, schuldig. Farao en zijn goden blijven buiten schot. De Egyptische naam die hij kreeg duidde overigens direct zijn functie aan: Schatkamer van de glorierijke rest. Belangrijker was de vrouw die hij trouwde. De dochter van Potifera, een priester in Heliopolis staat er in de Nieuwe Bijbelvertaling. Dan weten we direct over welke stad we het hebben maar in de Hebreeuwse tekst wordt gesproken over de stad On, de stad die later Heliopolis genoemd zou worden. On betekent echter macht, zodat de priester van de stad van de macht de schoonvader van Jozef wordt.
Dan gaat Jozef op reis staat er, hij reist heel Egypte door. Het staat er schijnbaar in een bijzin maar het tekent de positie. Elke Farao reisde eerst het hele land door als hij aan de macht kwam. Het was van belang om zich in het hele land als machthebber te laten zien. Jozef begon als zeventienjarige toen hij er in zijn koningsmantel op uit trok om zijn broers te bespioneren en te vertellen wat ze moesten doen. Het bracht hem in de put. Nu is hij dertig en kan hij met zijn eigenlijke werk beginnen. Ook David was dertig jaar toen hij zijn koningschap vestigde. Veel later was ook Jezus van Nazareth dertig jaar toen hij zijn openbare optreden begon. Je moet dus echt volwassen zijn wil je met iets groots voor de wereld beginnen. Je kunt er soms te jong voor zijn en dan moet je leren, tegen wil en dank desnoods, maar je bent er nooit te oud voor. Niet alleen de Farao vond de voorstellen van Jozef goed, ook al zijn dienaren staat er in de Nieuwe Bijbelvertaling. Een beetje deftig misschien, de Statenvertaling sprak nog van knechten en Jozef wordt de eerste onder de knechten. Dat had hij moeten leren, niet de meeste willen zijn, de zon waarnaar maan en sterren zich zouden buigen, niet de grootste korenschoof waarnaar alle schoven zich moesten buigen, maar de eerste onder de knechten.
Vruchtbaarheid krijg je kennelijk alleen van God als je bereid bent te delen met elkaar. Jozef brengt geen offers aan zijn God. Er worden geen vreemde rituelen uitgevoerd zoals in bijna iedere godsdienst gebruikelijk is. Er zijn geen vuren, geen lichten, geen geuren, geen geslachte dieren. Jozef heeft zelfs geen beeld van zijn God dat een centrale plaats inneemt in het werk dat hij onderneemt. Hij heeft uiteindelijk alleen zichzelf. Maar een samenleving inrichten op delen in barre tijden heeft succes. Niet de mensen van hebben en graaien krijgen het voor het zeggen maar de volgeling van de God van delen met elkaar en je naaste liefhebben als jezelf. Elke samenleving in elke tijd kan aan het Egypte van Jozef gemeten worden. Dan is dus niet het fatsoen de maat, of de welvaart van de rijken, of het aantal miljonairs, maar is de maat voor de succesvolle samenleving het vermogen om de hongerigen te voeden. Als Jozef twee zonen krijgt, het zou een tweeling kunnen zijn, dan geeft hij ze Hebreeuwse namen: Efraïm en Manasse. Eindelijk weer familie en de vruchtbaarheid van de nazaten van Abraham ligt in de belofte van God dat vele volken uit hen zouden voortkomen. Er is in Israël geen stam genoemd naar Jozef. Uit hem kwamen twee stammen voort, Efraïm en Manasse. Ze speelden een eigen en bijzondere rol in de geschiedenis van Israël, maar ze komen voort uit de samenleving van eerlijk delen. Zo kan ook aan ons de vraag gesteld worden hoe wij met de hongersnood in de hele wereld om willen gaan.