Genesis 41:1-16
1 ¶ Twee volle jaren later kreeg de farao een droom. Hij droomde dat hij aan de Nijl stond. 2 Toen zag hij zeven koeien uit de Nijl komen; het waren mooie koeien, die goed in hun vlees zaten. Ze gingen grazen in het oevergras. 3 En kijk, daar kwamen weer zeven koeien uit het water; die waren lelijk en mager. Ze voegden zich bij de andere koeien aan de oever van de rivier. 4 En die lelijke, magere koeien aten de zeven mooie, vette koeien op. Hierna werd de farao wakker. 5 Maar hij viel weer in slaap en kreeg voor de tweede keer een droom. Zeven mooie, rijpe korenaren schoten op uit één halm. 6 Toen schoten er zeven andere aren op; die waren iel en door de oostenwind verschroeid. 7 En die armetierige aren slokten de zeven rijpe, volle aren op. De farao werd wakker en besefte dat hij alles had gedroomd. 8 De volgende morgen was hij hevig verontrust. Daarom ontbood hij alle magiërs en geleerden van Egypte en vertelde hun wat hij had gedroomd. Maar er was niemand die hem de droom kon uitleggen. 9 ¶ Toen zei de opperschenker: ‘Dit brengt mij ertoe, farao, u eraan te herinneren dat ik eens een vergrijp had gepleegd. 10 U was woedend op mij en op een van uw andere dienaren, de opperbakker, en liet ons vastzetten in de gevangenis van de commandant van de lijfwacht. 11 Op een nacht kregen de bakker en ik allebei een droom, ieder een droom met een eigen betekenis. 12 Er was daar ook een jonge Hebreeër, een slaaf van de commandant van de lijfwacht. Toen we hem onze dromen vertelden, legde hij ze uit; hij gaf ons allebei de verklaring van onze droom. 13 En wat er daarna gebeurde, kwam precies overeen met zijn uitleg: ik werd in mijn ambt hersteld, de bakker werd opgehangen.’ 14 Hierop gaf de farao bevel om Jozef bij hem te brengen. Onmiddellijk werd hij uit de kerker gehaald, hij werd geschoren en kreeg schone kleren aan. Toen hij voor de farao verscheen, 15 zei deze tegen hem: ‘Ik heb een droom gehad en niemand kan hem uitleggen. En nu heb ik over u horen zeggen dat u een droom maar hoeft te horen of u kunt hem verklaren.’ 16 Jozef antwoordde: ‘Dat is niet aan mij, maar misschien geeft God een uitleg die gunstig is voor de farao.’ (NBV)
Moed houden, hoe vaak zal dat gezegd zijn tegen mensen die in de meest afschuwelijke omstandigheden terecht waren gekomen. Boeren met een mislukte oogst, middenstanders die hun pensioen in aandelen hebben belegd, zieken bij een operatie of behandeling die niet echt heeft geholpen, jongeren die weer afgewezen zijn voor een baan, gevangenen die onschuldig veroordeeld zijn. Allemaal moeten ze moed houden. Maar waar halen ze de moed vandaan. Vrome mensen zijn dan geneigd te zeggen dat je de moed bij God vandaan moet halen. Je moet blijven vertrouwen dat God bij je is en je zal helpen klinkt het dan. Maar is dat de boodschap van de Bijbel? In het verhaal van Jozef staat dat niet. Twee jaar heeft hij in de gevangenis gezeten nadat hem is beloofd dat er een goed woordje gedaan zou worden bij de Farao. In het vervolg van dit verhaal staat zelfs dat hij in de put zat, dezelfde put als waar zijn eigen broers hem hadden ingestopt. En nu wordt hij herinnerd.
Door de schenker die gelijk maar bekend schuldig geweest te zijn aan het vergrijp waarvoor hij in de gevangenis was gestopt. Want die gevangene die dromen had uitgelegd zou deze droom ook wel kunnen uitleggen. Als dat verhaal zo verteld wordt gaat er een zucht van verlichtig uit van de mensen die meegeleefd hebben met de arme Jozef. Zo jong, zo veelbelovend en dan twee jaren lang als slaaf zonder uitzicht in die gevangenis. Maar moet Jozef wel een zucht van verlichting slaken nu men zich hem herinnert? Alle magiërs en geleerden van Egypte keken wel uit de droom te verklaren. Boodschappers van slecht nieuws worden immers zelf vaak slachtoffer. Ook vandaag de dag neemt men de boodschapper het slechte nieuws kwalijk. Geen van de Amerikaanse presidentskandidaten durft uit te leggen dat Amerikanen eerst hun schulden moeten aflossen en dan pas weer aan welvaart mogen denken. Dat zal betekenen dat de belastingen omhoog gaan, dat de kosten van energie daar zeer zullen stijgen, dat de lonen gematigd gaan worden en op voorzieningen bezuinigd.
En of die beloofde ziektekostenverzekering straks nog betaalbaar zal zijn moet nog maar blijken. De twee presidentskandidaten weten het wel maar ze durven het niet, bang als boodschappers van slecht nieuws de verkiezingen te zullen verliezen. Niet alleen in de dagen van de Farao en Jozef was men bang slecht nieuws te brengen. Ook in onze dagen krijgen boodschappers van slecht nieuws over het klimaat te horen dat het nog wel zal meevallen, dat het onderzoek nooit compleet kan zijn geweest, dat schommelingen in temperatuur en weer van alle tijden zijn, dat de boodschappers van het klimaatonheil aan hun boeken en films willen verdienen. Een slaaf uit de gevangenis is dan een veilig slachtoffer om een droom te laten verklaren waar niemand aan durft te komen. En ook Jozef schuift de uitleg van de droom van de Farao van zich af, nu op een God die de Farao niet kent. Wellicht is die God ook goed voor de Farao. Waar wij de moed vandaan moeten halen staat er niet bij, maar onze dromen mogen we in elk geval bewaren, de droom van het Koninkrijk van God, waar alle tranen gewist zullen zijn en waar we vandaag aan mogen gaan werken.