Genesis 32:2-22
2 Jakob trok verder. Plotseling verschenen er engelen van God op zijn weg. 3 ‘Een leger van God!’ riep Jakob uit toen hij hen zag, en hij noemde die plaats Machanaïm. 4 Jakob stuurde boden vooruit naar zijn broer Esau in Seïr, het gebied van Edom, 5 en droeg hun het volgende op: ‘Jullie moeten tegen mijn heer, tegen Esau, zeggen: “Uw dienaar Jakob laat u weten dat hij een tijdlang bij Laban heeft gewoond en pas nu bij hem is weggegaan. 6 Hij heeft daar runderen, ezels en schapen en geiten in bezit gekregen, en ook slaven en slavinnen. Deze boodschap laat hij aan u, zijn heer, overbrengen in de hoop dat u hem goedgezind zult zijn.”’ 7 Toen de boden bij Jakob terugkwamen, meldden ze hem: ‘We zijn bij uw broer Esau geweest, en hij komt u tegemoet, met vierhonderd man.’ 8 Jakob schrok hevig, het angstzweet brak hem uit. Daarom verdeelde hij zijn mensen over twee kampen, evenals zijn schapen en geiten en zijn runderen en kamelen. 9 Als Esau op het ene kamp afkomt en daar alles doodt, dacht hij, kan het andere kamp tenminste nog ontkomen. 10 En hij bad: ‘God van mijn voorvader Abraham, God van mijn vader Isaak, HEER, die tegen mij gezegd heeft: “Ga terug naar je land, naar je familie, ik zal jou voorspoed geven” 11 ik ben alle weldaden en al de trouw die u aan mij, uw dienaar, bewezen hebt niet waard. Met alleen mijn stok ben ik indertijd de Jordaan hier overgestoken, en nu kan ik mijn mensen zelfs over twee kampen verdelen. 12 Ik smeek u, red mij uit de handen van Esau, mijn broer, ik vrees dat hij ons zal aanvallen en mij en iedereen zal doden, ook de kinderen en hun moeders. 13 U hebt immers zelf gezegd: “Ik zal jou grote voorspoed geven en veel nakomelingen, ze zullen zo talrijk zijn als zandkorrels aan de zee-niet te tellen zullen ze zijn.”’ 14 Nadat Jakob de nacht daar had doorgebracht, stelde hij uit het vee dat hij bezat een geschenk voor zijn broer Esau samen: 15 tweehonderd geiten en twintig bokken, tweehonderd ooien en twintig rammen, 16 dertig nog zogende kamelen met hun veulens, veertig koeien, tien stieren, twintig ezelinnen en tien ezelshengsten. 17 Elk van die kudden stelde hij onder het toezicht van een knecht, en hij gaf de knechten opdracht om voor hem uit te trekken en tussen de verschillende kudden een ruime afstand te laten. 18 Tegen de eerste knecht zei hij: ‘Als je mijn broer Esau tegenkomt en hij vraagt je bij wie je hoort en waar je heen gaat, en van wie de dieren zijn die je voor je uit drijft, 19 dan moet je zeggen: “Ik hoor bij uw dienaar Jakob, en dit is een geschenk dat bestemd is voor zijn heer, voor Esau. Jakob zelf komt achter ons aan.”’ 20 Ook de tweede en de derde knecht en alle verdere knechten die hij met de kudden meestuurde droeg hij dit op. ‘Jullie moeten precies hetzelfde tegen Esau zeggen als jullie hem tegenkomen, ‘zei hij. 21 ‘En vergeet vooral niet te zeggen: “Uw dienaar Jakob zelf komt achter ons aan.”’ Hij dacht namelijk: Ik zal proberen Esau mild te stemmen met het geschenk dat ik vooruitstuur; pas daarna durf ik hem zelf onder ogen te komen, misschien is hij dan bereid mij welwillend te ontvangen. 22 Zo ging het geschenk voor hem uit, maar zelf bleef hij die nacht nog in het tentenkamp. 23 Het was nog nacht toen Jakob opstond en de Jabbok overstak op een doorwaadbare plaats, samen met zijn beide vrouwen, zijn twee bijvrouwen en zijn elf kinderen. (NBV)
Angst is een slechte raadgever. Jacob komt eerst een leger tegen dat hem verwelkomt. Het lijken bodes van God die hem vertellen dat hij voorbereid moet zijn op oorlog. En als hij de berichten over zijn broer Esau krijgt dan lopen de rillingen hem over de rug. Eerst maar Lea met haar zoons en dochtertje vooruit sturen, als die is gedood kan Rachel met haar zonen wellicht nog ontkomen. Een leger van 400 man aangevoerd door een woest krijger als Esau is natuurlijk niet niks. Abraham had ooit met een dergelijk leger gevaarlijke vijanden verslagen in Kanaän. Maar hoe zit het dan met die droom van een groot volk die tot nu toe toch aardig is uitgekomen. Ooit ging Jacob op pad als vluchteling met alleen een stok als bagage en een steen als hoofdkussen. Op die steen had hij de mooiste droom en nu komt hij terug als een rijk man, beladen met vrouwen en kinderen en vee en knechten. Die droom moet alleen al daarom overeind blijven. Het is uiteindelijk het besef van die droom, de droom van Abraham en Izaak en nu ook van Jacob dat hem de moed gaf verder te trekken.
Het is die droom van een rechtvaardige wereld, waar eerlijk delen en vrede voorop staan, waar iedereen mee mag doen ongeacht kleur, afkomst, geslacht, seksuele voorkeur, leeftijd of lichamelijke en verstandelijke vermogens, die ook vandaag nog mensen op pad brengt. Steeds weer moet je aan die droom herinnerd worden. Veel mensen gaan daarom vandaag naar een van de vele kerken in ons land, of lezen er over. Zoals Jacob moeten ook wij er steeds aan herinnert worden. Als een dief in de nacht lijkt Jacob terug te keren naar het land van zijn vader. Nou ja het land waar zijn vader en grootvader als vreemdelingen hadden verbleven maar die op de een of andere manier hun land zou worden. Er was nog een conflict met broer Esau dat om een oplossing vroeg. Die Esau woonde wel helemaal aan de andere kant van het land maar was dus toch met een flink leger op weg. Daarom moest er wat worden gedaan. Iets anders, iets nieuws, iets onverwachts. Jacob kiest er voor zich te onderwerpen in plaats van oorlog te voeren. Geen geweld tegenover geweld, geen macht tegenover macht.
Maar Jacob maakt gebruik van hetgeen hij heeft verdiend. Dat immers werd aan die God toegeschreven die in de droom had beloofd hem te vergezellen en te zorgen dat hij een groot volk zou worden en die hij nu voor de eerste keer had aangeroepen. Esau mocht delen in dat wat die God had opgeleverd. Een volmaakt geschenk werd het, in drie delen dus want alle goede dingen bestaan uit drieën. Jacob weet trouwens nog steeds niet onvoorwaardelijk op die God van zijn dromen te vertrouwen. Geen beeld, geen plek, geen offers, alleen een droom en iets dat soms op een stem lijkt. Een verhaal, ook voor Jacob al een verhaal van vorige generaties. Daarmee moet je het doen. En dan is zo’n broer die zich met het woeste ruitervolk van de Hetieten heeft verbonden een groot risico. Jacob brengt daarom in het holst van de nacht zijn familie en zijn bezittingen het land binnen, maar zelf blijft hij nog even aan de veilige kant. Hij heeft nog steeds niet echt gekozen al lijkt hij steeds dichterbij te komen.