Genesis 31:17-35
17 ¶ Toen maakte Jakob zich klaar, tilde zijn kinderen en vrouwen op de kamelen, 18 bracht zijn vee en alle bezittingen die hij had verkregen bij elkaar, alle kudden die in Paddan-Aram zijn eigendom waren geworden, en ging op weg naar zijn vader Isaak in Kanaän. 19 Laban was van huis gegaan om zijn schapen te scheren. Rachel nam de kans waar om de godenbeeldjes van haar vader te stelen, 20 en Jakob bedroog de Arameeër Laban door er heimelijk vandoor te gaan. 21 Zo vluchtte hij met alles wat hij bezat. Hij stak de Eufraat over en trok verder in de richting van het bergland van Gilead. 22 Jakob was al drie dagen onderweg toen Laban het bericht ontving dat hij gevlucht was. 23 Samen met zijn verwanten zette Laban de achtervolging in. Zeven dagen lang joeg hij Jakob achterna. Bijna had hij hem in het bergland van Gilead ingehaald, 24 toen God ‘s nachts in een droom aan hem verscheen. Hij waarschuwde de Arameeër Laban: ‘Denk erom dat je Jakob geen strobreed in de weg legt.’ 25 ¶ Kort daarna haalde Laban hem in. (Zowel Jakob als Laban en zijn verwanten hadden hun kamp opgeslagen in het bergland van Gilead.) 26 ‘Wat heb je gedaan!’ zei hij tegen Jakob. ‘Mij bedriegen en mijn dochters wegvoeren alsof het krijgsgevangenen zijn! 27 Waarom ben je er heimelijk vandoor gegaan en heb je me bestolen, zonder ook maar iets te zeggen? Ik zou je een feestelijk afscheid hebben bezorgd; er zou gezongen zijn en op de tamboerijn en de lier zijn gespeeld. 28 Je hebt me niet eens de gelegenheid gegeven om mijn kleinkinderen en mijn dochters vaarwel te kussen. Daar heb je dom aan gedaan. 29 Ik zou het jullie gemakkelijk betaald kunnen zetten, maar de God van jullie vader heeft mij de afgelopen nacht gewaarschuwd dat ik je niets in de weg mocht leggen. 30 Alleen, je mag dan vertrokken zijn omdat je verteerd werd door heimwee-maar waarom heb je mijn goden gestolen?’ 31 Jakob antwoordde: ‘Ik was bang dat u mij zou beroven van uw dochters. 32 Maar degene bij wie u uw goden aantreft, mag niet in leven blijven. Stel samen met onze verwanten maar een grondig onderzoek in, kijk of ik hier iets heb dat van u is en neem dat dan terug.’ Jakob wist namelijk niet dat het Rachel was die de godenbeeldjes had gestolen. 33 Laban ging de tent van Jakob binnen, en ook de tent van Lea en die van de twee slavinnen, maar hij vond de beeldjes nergens. Nadat hij de tent van Lea had verlaten, ging hij die van Rachel binnen. 34 Rachel had de beeldjes in een kameelzadel verstopt en was daarop gaan zitten. Laban doorzocht de hele tent maar kon ze niet vinden. 35 ‘Wees alstublieft niet boos dat ik niet voor u opsta, ‘zei Rachel tegen haar vader, ‘ik ben ongesteld.’ Zo zocht Laban alles af, zonder zijn godenbeeldjes te vinden. (NBV)
De jaloezie van de zonen van Laban maakt Jacob extra voorzichtig en als de drukke tijd voor Laban en zijn knechten aanbreekt vindt Jacob het tijd geworden op te stappen en te vertrekken. Die God van Jacob is kennelijk toch niet zo zeer met hem als hij altijd beweerd had en dus neemt Rachel maar een paar vertrouwde goden van thuis mee. Dat werd bijna haar dood. Jacob moest niets van die godenbeeldjes hebben en bedreigde de dief met de dood, een beetje te snel want hij wist niet dat Rachel het slachtoffer zou worden. Zo wordt zo’n verhaal nog bijna een spannend verhaal ook. Laban droomt ondertussen van die God van Jacob, in je dromen komen immers vaak je verlangens uit en Laban verlangde er nu eenmaal naar rijk te worden.
Jacob kende daarvan het geheim, die had een God die hem rijk had gemaakt en daarmee moest je vast voorzichtig zijn. Gaat het nu om de echte God, die van liefde en rechtvaardigheid, of om de valse goden van macht en rijkdom. Het is duidelijk dat nietszeggende arrogantie en onterecht gepreekte angst valse goden zijn, ze lijken op de huisgoden die Rachel in haar kameelzadel verstopt had. Vasthouden aan het goede, de zorg voor de armen, de zwakken, de zieken, de weduwen en de wees, maakt uiteindelijk de weg vrij naar het beloofde land. Volgend jaar mogen weer kiezen, voor de valse goden van macht en rijkdom of voor de God van Abraham, Izaak en Jacob, misschien moet je dan wel eerlijk willen delen, ook met de derde wereld, het zal voor Jacob nog een hele strijd betekenen.
Voor ons zijn leugen en oprechtheid tegenstellingen. Wie God volgt liegt en bedriegt niet, wij zijn immers geroepen geen valse getuigenis af te leggen. In de Bijbel is die scheiding niet zo scherp te trekken. Jacob krijgt van God de opdracht terug te keren naar het land waar zijn vader en grootvader als nomaden hebben rondgetrokken. Maar omdat te kunnen moet Jacob zijn Oom Laban bedriegen. Zonder afscheid te nemen gaat hij er vandoor. En dan vertelt het verhaal ons iets bijzonders. Pas na drie dagen hoort Laban van het vertrek. Drie is het getal van God en in de droom verschijnt de God van Jacob dan ook aan Laban. Hij moet het uit zijn hoofd laten Jacob iets aan te doen. Zeven dagen zoekt Laban naar Jacob en zeven is het heilige getal, de zevende dag is de rustdag en op de achtste dag begint er iets nieuws. Ook dan is er bedrog in het spel. Het bedrog van Rachel. Die afgod van Laban helpt hem niet, hij had er bijna zijn dochter door verloren. Het blijft beter bedrog te vermijden maar wellicht dat we het anderen wat minder vaak aan moeten rekenen.