Lucas 1:67-80
Op deze vierde zondag in de Advent zingt de kerk mee met een oude priester die net een bijzondere zoon heeft gehad. En zoals te verwachten is zingt zo’n oude man in een wat verheven taal. Toch begint hij met het noemen van twee namen die ons bekend in de oren klinken. David en Abraham. In die traditie zet hij zichzelf en zijn zoon. David de koning die koste wat kost weigerde tegen zijn eigen volk ten strijde te trekken. Die zelfs de koning die hem wilde doden nog spaarde toen hij hem doden kon. David de koning die uiteindelijk vrede bracht en de Heilige Tent met de Wet van de Woestijn naar het hart van het land, de hoofdstad Jeruzalem bracht. En dan Abraham, die zoekend naar een visioen van een groot volk op weg ging naar een vruchtbaar land en net als Zacharias pas op hoge leeftijd daar een begin van zag. Kern van het loflied van Zacharias is de vaststelling dat God zonder angst te dienen is. Die Romeinse bezetters zullen het uiteindelijk niet uitmaken. De zoon Johannes is daarvan het levende bewijs. Zijn geboorte maakt de weg vrij voor een nieuw koninkrijk dat in de traditie van Abraham en David zal staan, waar de Wet van Liefde, Recht en Vrede weer in het hart van de samenleving zal staan, ja zelfs waar? alle volken van de hele aarde zich naar die Wet zullen buigen. Die deftige taal doet ons vaak vergeten in welke omstandigheden Zacharias zijn lied heeft gezongen. Eeuwen later heeft de Kerk er iets van begrepen toen ze besloot het Kerstfeest in de donkerste periode van het jaar te gaan vieren. Dat Kerstfeest is het jongste feest in de kerkgeschiedenis. Maar als de velden dor zijn, het vee op stal staat te schuilen dan is het alle eeuwen weer voor alle armen de vraag hoe ze de winter door zullen komen. En daar is dan de belofte van de profeet waarmee Zacharias besluit dat ook al verkeren we in de schaduw van de dood we onze voeten zullen zetten op de weg van de vrede. Johannes groeide op in de Woestijn. Daar komt immers die Wet vandaag, daar had het volk de godsdienst ontdekt die voorschreef dat je je naaste moest liefhebben als jezelf, dat dat ook de dienst aan God zou betekenen. Dat delen, kunnen we tot op de dag van vandaag. Dat is het licht dat ook in onze duisternis kan schijnen.? ?
?