Psalm 69:17-37
17 Antwoord mij, HEER, u bent genadig en goed, keer u tot mij, zie mij in erbarmen aan. 18 Verberg uw gelaat niet voor uw dienaar, antwoord mij snel, want de angst benauwt mij. 9 Wees mij nabij en bevrijd mij, verlos mij van mijn vijanden. 20 U kent mijn smaad, mijn schande, mijn schaamte, al mijn belagers staan voor u. 21 Smaad heeft mijn hart gebroken, ik ben radeloos, ik hoopte op mededogen-vergeefs; op troost-die ik niet vond. 22 Nee, ze mengden gif door mijn eten en lesten mijn dorst met azijn. 23 Laat hun tafel hun valstrik worden en een valkuil voor hun vrienden. 24 Laat het licht uit hun ogen verdwijnen, beroof hun lendenen van alle kracht. 25 Stort over hen uw toorn uit, laat hen aan uw woede niet ontkomen. 26 Maak hun woonplaats tot een woestenij, verdrijf uit hun tenten de laatste bewoner. 27 Want zij vervolgen wie u hebt geslagen, en wegen het leed van wie door u is verwond. 28 Voeg dit alles toe aan hun schuld, sluit hen uit van uw genade, 29 schrap hun namen uit het boek van het leven, laat ze niet geschreven staan bij de rechtvaardigen. 30 Ik ben verzwakt, ik ben verwond, maar uw hulp, o God, zal mij beschermen. 31 De naam van God wil ik loven met een lied, zijn grootheid met een lofzang prijzen. 32 Dat behaagt de HEER meer dan offerdieren, dan stieren met hun horens en hoeven. 33 De nederigen zien het en verheugen zich, wie God zoeken, hun hart zal opleven. 34 Want de HEER hoort de armen, zijn gevangen volk verwerpt hij niet. 35 Hemel en aarde moeten hem loven, de zeeën, met alles wat daarin leeft. 36 Want God zal Sion redden en de steden van Juda herbouwen. Daar zal worden geleefd en geërfd, 37 het volk dat hem dient, zal het land bezitten, wie zijn naam liefheeft, mag er wonen. (NBV)
We zijn ook vandaag nog niet van het klaaglied af. Want waar kun je over klagen. over je vijanden, die je niet tot je recht laten komen. Neem nu de dichter van deze psalm. Hij is verzwakt en verwond. Misschien is dat wel het werk van God. Maar waarom komen de mensen hem niet tot hulp. Nee ze beschuldigen hem, ze vervolgen hem. Ze vergiftigen zijn eten en geven azijn te drinken. Het komt ook vandaag de dag nog voor. Als je ziek bent of gehandicapt dan is dat een straf van God zeggen sommigen. Mensen gaan nu eenmaal graag op de stoel van God zitten en vinden dat normaal ook. De Bijbel spreekt een andere taal. Toen aan Jezus eens gevraagd werd of een verlamde door God gestraft werd van wegen zijn eigen zonden of vanwege de zonden van zijn ouders riep Jezus dat het helemaal niet ging om de zonden, maar opdat de heerlijkheid van God duidelijk zou worden en hielp vervolgens de verlamde weer op weg.
Zo mogen wij ook nog wel eens kijken naar onze zieken en gehandicapten. De mensen die aangewezen zijn op verpleging en verzorging. Zijn zij ons niet alles waard? Kunnen ook wij niet zeggen dat de liefde die God ons gegeven heeft zichtbaar wordt in de wijze waarop wij zorg en verpleging beschikbaar stellen aan hen die het nodig hebben? Dus komt in onze dagen aan het licht hoe onze samenleving in elkaar zit. Kijk maar eens rond in de verpleeghuizen. Overbelast personeel kan nauwelijks de zorg verlenen die nodig is. Wij leven in een samenleving van ikke ikke ikke en de rest kan stikken. De zorg wordt de rijken te duur. Wie alles voor een ander over heeft dreigt drie dagen preventief opgesloten te worden wegens gevaarlijk gedrag. Je moet immers voor jezelf leven, in grote auto’s zo hard mogelijk rijden zonder je aan de snelheidsregels te houden, die regels zijn alleen voor de armen.
De dichter van deze klaagzang blijft niet bij de pakken neer zitten. Het geven van liefde is nog altijd beter dan zelfs een mooi religieus ritueel. De armen hebben dat als eerste door. Als je elkaar niet helpt dan redt je het niet in het leven. De manier waarop de God van Israël ons richtlijnen heeft gegeven voor een menselijke samenleving is nog steeds de beste en vaak de enige manier om werkelijk nog iets menselijks tot stand te brengen. Overal zijn vrijwilligers en mantelzorgers. Als er ergens een nieuwe noodopvang voor vluchtelingen geopend wordt komen er zo veel vrijwilligers op af dat men niet altijd weet wat ze kunnen doen. Natuurlijk de rijken wijzen graag op het handje vol bange schreeuwende broekenpissers die hun angst laten zien en alle goedwillende mensen overschreeuwen. De machtigen willen dat die angst ons zal leiden. Maar ook de psalmdichter wijst ons vandaag op de macht van de God van Israël die maakt dat wij niet bang hoeven te zijn zo lang we uit liefde blijven handelen, dag in dag uit.