Numeri 18:21-32
21 Wat de Levieten betreft, hun geef ik alle tienden van de Israëlieten in bezit, als vergoeding voor de werkzaamheden die ze bij de ontmoetingstent verrichten. 22 De Israëlieten mogen niet langer in de buurt van de ontmoetingstent komen, ze zouden daarmee schuld op zich laden en sterven. 23 De werkzaamheden bij de ontmoetingstent worden verricht door de Levieten, en zij worden verantwoordelijk gesteld voor overtredingen. Dit voorschrift blijft voor altijd van kracht, voor alle komende generaties. De Levieten krijgen geen grondbezit zoals de andere Israëlieten; 24 hun geef ik de tienden in eigendom die de Israëlieten aan de HEER afdragen. Daarom heb ik bepaald dat zij geen grondbezit krijgen zoals de andere Israëlieten.’ 25 De HEER zei tegen Mozes: 26 ‘Zeg tegen de Levieten: “Wanneer jullie van de Israëlieten de tienden in ontvangst nemen, die ik jullie in eigendom geef, moeten jullie van die tienden een tiende aan de HEER afdragen. 27 Dat wordt dan beschouwd als jullie bijdrage, alsof het graan was van jullie dorsvloer en wijn en olijfolie uit jullie perskuip. 28 Ook jullie moeten dus van alle tienden die je van de Israëlieten ontvangt, een vast deel aan de HEER afstaan en aan de priester Aäron geven. 29 Houd van alles wat je geschonken wordt een deel apart als bijdrage voor de HEER, het beste deel, als een heilige gave.” 30 Zeg hun ook: “Wanneer jullie, Levieten, het beste deel afstaan, wordt dat beschouwd als de opbrengst van jullie dorsvloer en perskuip. 31 Jullie mogen met je familieleden op elke willekeurige plaats van de tienden eten, want het is je loon, het is een vergoeding voor je werkzaamheden bij de ontmoetingstent. 32 Als je het beste deel afdraagt, laad je geen schuld op je en ontwijd je de heilige gaven van de Israëlieten niet, maar anders zullen jullie sterven.”’ (NBV)
Toen veel later het beloofde land verdeeld werd onder de stammen en van die stammen familie voor familie een stuk grond kreeg, kregen de Levieten niks. Zij moesten recht spreken in de dorpen en de steden. In een land dat geheel afhankelijk is van het bezit van een stuk land maak je de rechtspraak een stuk onafhankelijker als de rechters niet een eigen belang hebben op eigen land of uitbreiding van eigen land. Dat land was zo belangrijk dat elke familie die hun stuk land was kwijtgeraakt in het vijftigste jaar weer opnieuw mocht beginnen. Onafhankelijke rechtspraak is dus een groot goed. Als een politicus de onafhankelijkheid van de rechtspraak ter discussie stelt is er iets heel ernstigs aan de hand. Of de politicus wil wanhopig de rechters laten waarmaken dat ze onafhankelijk zijn, door het vonnis in zijn voordeel te laten uitvallen, of de politicus heeft gelijk. In onze samenleving hebben we rechters die verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van de rechtspraak, de leden van de Hoge Raad. Als er ook maar door een politicus de schijn van partijdigheid van rechters wordt gewekt zouden die direct een diepgaand onderzoek moeten instellen. Maar ja, we leven niet in een ideale samenleving.
De onafhankelijkheid van de rechtsprekende levieten blijkt ook uit de manier waarop ze beloond worden. Je kunt een rechtszaak immers ook in rekening brengen bij de partijen die de rechtszaak aanspannen. Je loopt dan de kans dat degene die het meeste geld heeft de zaak op voorhand al gewonnen heeft. De rechter wordt immers door de winnaar extra betaald. In Israël hadden de Levieten een vast inkomen. Tien procent van de opbrengsten van het land was voor de Levieten. Zij moesten daarvan nog tien procent afdragen aan de Priesters. Hun inkomen stond dus los van de vonnissen die werden gewezen. In onze rechtspraak is dat niet helemaal het geval. De griffierechten zijn zo hoog dat er voor de armen eigenlijk geen recht meer te halen valt. Zij staan daarom extra zwak als het gaat om geschillen met de overheid en grote bedrijven. Het is ook de reden dat deurwaarders zo gemakkelijk naar de rechter stappen als het gaat om mensen met een beperkt inkomen. De verdediging kost de armen zoveel geld dat ze daar niet aan toekomen. Veel mensen doen daarom betalingen die ze bij een eerlijke rechtspraak hadden kunnen vermijden. De schuldsaneringen nemen daardoor ook extra toe. Wellicht dat griffierechten en bijdragen voor advocaten weer in overeenstemming gebracht moeten worden met de draagkracht van de gedaagden.
Wie de bepalingen over de eigendom en de inkomsten van de Levieten goed leest moet het wel opvallen dat er voor de Priesters een andere regeling geldt. De Priesters leven van de offers die aan de God van Israël worden gebracht. Zij zijn niet de dienaren van het volk zoals de Levieten, maar zij zijn de dienaren van God zelf. In die woestijn moesten de Levieten er voor zorgen dat de Tent van de Ontmoeting het heilige, het centrum, van het volk zou blijven. Je moest er niet zomaar naar toe, er viel met het Heiligdom niet te spotten. Wie dat niet serieus nam kon doodvallen. Het was aan de Levieten om dat te voorkomen. Maar er moest ook geofferd worden. Het volk kreeg wel belasting opgelegd maar moest ook voortdurend laten zien dat alles wat ze hadden gekregen was van de God van Israël. Elke dag begon en elke dag eindigde met een offer voor God. Dat wat je die dag verdiende en de vorige dag verdiend had was van God en diende gedeeld te worden volgens de richtlijnen voor de menselijke samenleving. Daar stonden dus ook de Levieten niet los van. De weduwe en de wees, de arme, de zieke, de vreemdeling waren mensen die extra zorg moesten krijgen. Als daar te weinig aandacht aan werd geschonken ging het mis met de Godsdienst, dan hongerden de Priesters. God trok zich dan terug omdat God kennelijk niet meer hoefde. Rampen teisterden dan het land. Ook wij mogen ons best elke dag afvragen hoe wij delen met de zwaksten in de samenleving, hoe gastvrij wij willen zijn voor de vreemdelingen. We zijn immers een volk van Priesters en Koningen.