Ezechiël 33:10-20
10 ¶ Mensenkind, zeg tegen het volk van Israël: “Jullie zeggen: ‘Onze misdaden en onze zonden worden ons aangerekend en wij gaan eraan te gronde-hoe kunnen we dan nog blijven leven?’ ” 11 Zeg tegen hen: “Zo waar ik leef-spreekt God, de HEER -,de dood van een slecht mens geeft me geen vreugde, ik wil dat hij een andere weg inslaat en in leven blijft. Kom toch terug van de heilloze weg die jullie zijn ingeslagen, keer om, want waarom zouden jullie sterven, volk van Israël?” 12 Mensenkind, zeg tegen je volksgenoten: “De rechtvaardigheid van een goed mens zal hem niet redden als hij een misdaad begaat, en de slechte daden van een slecht mens zullen hem niet ten val brengen als hij zich ervan afkeert. Een goed mens zal niet door zijn goede daden in leven blijven als hij een zonde begaat. 13 Als ik tegen hem zeg dat hij in leven zal blijven en hij, vertrouwend op zijn rechtvaardigheid, begaat onrecht, dan zullen al zijn goede daden niet meer tellen, maar zal hij sterven door het onrecht dat hij begaan heeft. 14 En als ik tegen een slecht mens zeg dat hij zal sterven, en hij verlaat de weg van de zonde, hij is mij trouw en doet het goede 15 hij geeft terug wat hij als onderpand heeft gekregen, hij vergoedt wat hij heeft gestolen, hij houdt zich aan de wetten die naar het leven leiden door geen onrecht meer te begaan-, dan zal hij leven en niet sterven. 16 De zonden die hij begaan heeft zullen hem niet meer worden aangerekend; als hij mij trouw is en het goede doet, zal hij leven!” 17 Je volksgenoten mogen dan zeggen: “De weg van de Heer is onrechtvaardig, ”maar het is hún weg die onrechtvaardig is! 18 Als een goed mens zijn rechtvaardige weg verlaat en kwaad doet, zal hij daardoor sterven; 19 als een slecht mens zijn slechte weg verlaat, mij trouw is en het goede doet, dan zal hij daardoor leven. 20 Jullie zeggen: “De weg van de Heer is onrechtvaardig!” Volk van Israël, ik zal ieder van jullie oordelen naar de weg die hij gaat!’ (NBV)
Er was ooit een profeet die kwaad werd op de God van Israël omdat de woorden die hij sprak nooit uitkwamen. Hij vluchtte zelfs de andere kant op toen hij er op uitgestuurd werd om de mensen te waarschuwen voor het onheil dat hen te wachten stond. En hij kreeg gelijk, het onheil dat hij had voorspeld kwam niet uit. Die profeet was Jona. Hij waarschuwde de inwoners van Nineve voor de vernietiging van de stad vanwege het onrecht dat de mensen daar begingen. Maar de inwoners van Nineve luisterden naar de waarschuwing van de profeet en bekeerden zich. Ze scheurden hun kleren als tegen van rouw en gaven de armen waar die recht op hadden, ze veranderden hun samenleving van hebben en houwen in een samenleving van recht en gerechtigheid. De God van Israël rekende daarop hun onrecht aan hen niet langer aan en spaarde de stad.
De uitleg van het boek Jona kunnen we vandaag teruglezen in het gedeelte dat ons voorgeschoteld wordt uit het boek Ezechiël. Het gejammer en geklaag van het volk in ballingschap heeft geen enkele zin en grond. De God van Israël is niet uit op de dood van mensen, zelfs niet op de dood van zijn eniggeboren zoon. Het is het kwaad van de mensen zelf dat de dood van mensen veroorzaakt. Als wij niet willen delen van onze overvloed, als wij weigeren rechtvaardige handelsverhoudingen te scheppen, als wij weigeren vluchtelingen te hulp te komen, dan sterven mensen van de honger, dan overleven de armen zelfs in ons rijke land niet, dan verdrinken er kinderen in de Middellandse Zee. De God van Israël roept op om het goede te doen en niet dan het goede. Dat brengt leven, ook voor hen die eerste het slechte deden, maar zeker voor de mensen die door het slechte werden bedreigd.
Er zijn mensen voor wie het gedeelte dat we vandaag uit het boek van de profeet Ezechiël lezen aanleiding is om te letten op wat we verkeerd doen, vooral op wat anderen verkeerd doen overigens. Want ook een rechtvaardige die zondigt wacht immers de dood als straf voor de zonde zou je hier kunnen lezen? Daar wordt wel voor gewaarschuwd maar dan wel gevolgd door de opmerking dat iedereen die het kwade vervangt door het goede en rechtvaardig gaat leven volgens de gedragsregels die ons door de God van Israël zijn gegeven, zich houdt aan de wetten die naar het leven leiden, zal leven en niet zal sterven. Waar we dus op moeten letten is op het goede, niet op het kwade, het goede doen en niet dan het goede is waar het op aan komt. De vreemdelingen opnemen als een van onszelf, de arme tot zijn recht laten komen, delen van onze overvloed met hen die niets hebben, de naakte kleden, de hongerige voeden en de dorstige te drinken geven. Dat is het soort samenleving dat ons allemaal het leven geeft. Ook Ezechiël leert ons dat we er elke dag opnieuw mee kunnen beginnen, ook vandaag weer.