Exodus 18:1-12
1 ¶ Jetro, Mozes’ schoonvader, die priester was in Midjan, hoorde wat God allemaal voor Mozes en voor Israël had gedaan, hoe de HEER zijn volk uit Egypte had weggeleid. 2-5 Daarom ging Jetro naar Mozes op weg. Hij nam Mozes’ vrouw Sippora met zich mee-zij was door Mozes teruggestuurd-en ook haar twee zonen. De een heette Gersom, ‘want,’ had Mozes gezegd, ‘ik ben een vreemdeling geworden, ik woon in een land dat ik niet ken.’ De ander heette Eliëzer, ‘want,’ had Mozes gezegd, ‘de God van mijn vader is mij te hulp gekomen, hij heeft mij aan het zwaard van de farao laten ontkomen.’ Toen Jetro samen met Mozes’ vrouw en zonen aangekomen was in de woestijn waar Mozes zijn kamp had opgeslagen, bij de berg van God, 6 liet hij Mozes weten: ‘Ik, je schoonvader Jetro, kom je bezoeken, met je vrouw en haar beide zonen.’ 7 ¶ Mozes ging zijn schoonvader tegemoet, boog zich voor hem neer en kuste hem. Nadat ze elkaar begroet hadden, gingen ze de tent binnen. 8 Mozes vertelde zijn schoonvader uitvoerig hoe de HEER omwille van Israël tegen de farao en Egypte was opgetreden, en ook welke moeilijkheden ze op hun tocht ondervonden hadden en hoe de HEER hen daaruit had gered. 9 Jetro verheugde zich erover dat de HEER Israël zoveel weldaden had bewezen en hen had gered uit de handen van de Egyptenaren. 10 ‘Geprezen zij de HEER, dat hij jullie uit de macht van de Egyptenaren en de farao heeft bevrijd, ‘zei hij, ‘dat hij het volk verlost heeft van de onderdrukking door de Egyptenaren, 11 door wie jullie met zoveel minachting behandeld zijn. Nu zie ik in dat de HEER machtiger is dan alle andere goden.’ 12 Mozes’ schoonvader Jetro bracht God een brandoffer en een vredeoffer, en Aäron en alle oudsten van Israël namen samen met hem aan het offermaal deel, ten overstaan van God. (NBV)
In het Oude Testament heeft elk volk een eigen god of eigen goden. Pas in de loop van de geschiedenis van het volk Israël breekt het besef door dat de God van Israël eigenlijk de enige God is en dat al die andere goden eigengemaakte goden zijn. Voor buitenstaanders is dit heel lang een vreemde opvatting gebleven. Pas in het Romeinse wereldrijk beginnen mensen te spreken over de goden als over vergelijkingen om zaken te verduidelijken en nemen ze aan dat die goden niet als personen of wezens ook echt bestaan. In die gedachtewereld dringt zich dan de beweging van Christenen op die een heel andere opvatting hebben over de God van de wereld als de gewone opvatting in niet Joodse religieuze kringen. In het verhaal van Mozes is het zo ver nog niet. De schoonvader van Mozes was priester in Midjan, het land waarheen Mozes was gevlucht nadat hij in Egypte een opzichter had doodgeslagen.
Samen met zijn vrouw en zijn oudste zoon Gersom was hij teruggekeerd naar Egypte. Kennelijk heeft hij zijn vrouw en zijn twee zonen op een gegeven moment teruggestuurd naar haar vader. Hoe of wanneer is niet direct duidelijk maar tijden en plaatsen lopen in het verhaal over de Uittocht wel meer door elkaar heen. Vrouw en kinderen keren bij Mozes terug als hij al bij de Horeb is aangekomen, over de aankomst van het volk bij de Horeb zal pas hierna worden verteld. Die schoonvader van Mozes, Jetro, is een tolerant man. Hij bewondert de God van Israël om alles wat die voor het volk heeft gedaan en die bewondering steekt hij niet onder stoelen of banken. “Geprezen zij de Heer” klinkt het en uitleggers zeggen dan graag dat die Jetro ook een gelovige was geworden. Die Jetro gelooft inderdaad in de God van Israël. Maar voor ons heeft geloven een andere betekenis gekregen. Geloven in de God van Israël betekent voor ons dat er geen andere goden bestaan. Geloven in de God van Israël betekent voor Jetro dat die God van Israël voor Israël een even machtig God is als zijn eigen God voor hem en zijn volk. Die God van Israël is volgens Jetro in elk geval veel machtiger dan al die goden van andere volken, vooral dan die van Egypte, vooral van die volken die tegen Israël waren opgetreden.
Jetro sluit vriendschap met het volk van Israël, het staat er niet maar we mogen aannemen dat hij dat deed in naam van het volk Midjan. De reden daarvan wordt ook duidelijk. Natuurlijk is Jetro als schoonvader van Mozes gebaat bij vrede met Israël. Maar gezien de macht van de God van Israël is het ook voor elk volk zeer raadzaam om vrede met Israël te sluiten. Daarmee kiest Midjan uitdrukkelijk een tegengestelde positie aan Amalek. Oorlog en vrede liggen in elkaars verlengde in dit verhaal. En dan komt de typische manier van offeren van Israël aan de orde. Een woestijnvolk verspilt geen voedsel, offers die helemaal verbrand worden, of offers die achtergelaten worden bij een heiligteken, boom, rots of berg, zijn er bij een woestijnvolk niet bij. Die offers kun je beter zelf opeten al roepend dat de God je zulk heerlijk eten heeft geschonken. Zo eten Mozes en Aäron met alle oudsten samen met Jetro een offermaal, ten overstaan van God. Zo mogen ook wij onze maaltijden genieten, met anderen, met vreemdelingen maar altijd ten overstaan van God die ons duidelijk maakt dat er nooit meer nodig is dan ons dagelijks brood.