Kom zijn poorten binnen met een loflied

Psalm 100

1 ¶  Een psalm voor het dankoffer. Juich de HEER toe, heel de aarde, 2  dien de HEER met vreugde, kom tot hem met jubelzang. 3  Erken het: de HEER is God, hij heeft ons gemaakt, hem behoren wij toe, zijn volk zijn wij, de kudde die hij weidt. 4  Kom zijn poorten binnen met een loflied, hef in zijn voorhoven een lofzang aan, breng hem hulde, prijs zijn naam: 5  de HEER is goed, zijn liefde duurt eeuwig, zijn trouw van geslacht op geslacht. (NBV)

Vandaag zingen we een kleine Psalm mee met de Bijbel. Een psalm voor het dankoffer staat er boven. Maar dat dankoffer moet een vergissing zijn. Je zou met enige goede wil “lofoffer” kunnen lezen en dat is bij vroegere vertalingen ook wel gedaan maar ook dat staat er niet. Er staat namelijk in het Hebreeuws niets van “offer” Wel Lof, net als in “God Lof” dat we meestal niet vertalen en waar dan gewoon Halleluja staat. De vertaling “Lofprijzing” komt daarom het meest in aanmerking. De term “dankoffer” wekte gemakkelijk misverstanden. Onze God is niet een “voor wat hoort wat” God. Als ons iets toevalt hoeven we dus niet met een offer dank je wel te zeggen. We brengen God lof en laten zien dat alles wat die God ons geeft door ons gedeeld kan worden en dat we dat niet voor onszelf houden.  Wij kennen de term “Lofprijzing” meer in haar Griekse vorm, de ode. Een ode aan God. Gezongen door de mensen die bij de Tempel zijn aangekomen om daar de voorgeschreven offers te brengen. Ze roepen heel de aarde op om God ook te gaan loven met vreugde en jubelzang.

En dat is niet voor niets. Als je de God van Israël als enige Heer van de wereld erkent dan zijn er direct geen andere heren die ruzie maken om die positie. Dan breekt dus de vrede eerst recht uit. En als je alle mensen van de aarde als medebewoners van de aarde en medeonderdanen van die God erkent hoef je onderling ook geen ruzie meer te maken, ook dan breekt de vrede uit. Dan kun je ook samen de poorten van de Tempel binnengaan en in de voorhof van de Tempel een lofzang aanheffen. Want daar immers wordt maaltijd gehouden, met de familie, met de tempeldienaars maar ook met de armen en met de vreemdelingen die in de stad zijn. Niemand wordt daar buitengesloten, geen mens wordt tegen de ander opgezet, niemand is er bang voor elkaar. Dat is de heerschappij van de God van Israël. Dat is de liefde die de God van Israël van alle mensen op aarde vraagt, van ons dus ook. Die liefde duurt voor altijd. Er zijn gelukkig mensen in ons land die dat snappen. Het kwaad van het opzetten van de ene groep tegen de andere heeft diep doorgevreten in onze samenleving. Terwijl mensen van verschillende culturen met elkaar door hun wijk en hun stad opmarcheren om te laten zien hoe vreedzaam mensen van die verschillende culturen met elkaar kunnen omgaan laat een televisieprogramma slachtoffers uit de ene cultuur aan het woord om te vertellen hoe slecht de mensen uit de andere cultuur wel niet zijn.

De laffe angsthazen die voortdurend haat proberen te zaaien tegen de religieuze minderheid waarvoor ze bang denken te moeten zijn roepen uit om eenzijdig de ene cultuur te veroordelen voor het geweld dat in diezelfde stad is uitgebroken. De meerderheid van de mensen van beide culturen zijn echter verstandiger. Zij vaardigen mensen af naar hun burgemeester om maatregelen te bedenken die een einde kunnen maken aan de conflicten en aan het geweld. Geweld trekt echter in onze samenleving de aandacht. Zonder gebruik van geweld lijk je wel geen aandacht te kunnen krijgen. Televisieprogramma’s lijken alleen nog aandacht te hebben voor mensen die problemen veroorzaken of slachtoffer zijn van die problemen. Niemand lijkt meer geïnteresseerd in oplossingen. Alleen mensen die nog de echo kennen van een psalm als die we vandaag gelezen hebben. Daarom hulde aan de mensen die vreedzaam opliepen in hun stad. Laten we ons bij hen aansluiten in het geloof dat de Heer van de wereld ons daarin voorgaat en als teken dat vrede in ons land door bijna iedereen gewild wordt. In de poorten van de stad werd in Israël recht gesproken. Daar werd ook de arme en de vreemdeling recht gedaan, daar kwam iedereen tot zijn of haar recht. Zo zou het ook in onze samenleving kunnen.

Plaats een reactie