Exodus 10:21”“11:10
21 ¶ De HEER zei tegen Mozes: ‘Strek je arm uit naar de hemel, dan komt er duisternis over Egypte, een duisternis zo dicht dat ze tastbaar is.’ 22 Mozes strekte zijn arm uit naar de hemel, en toen was heel Egypte in diepe duisternis gehuld, drie dagen lang. 23 Drie dagen lang konden de mensen elkaar niet zien en kon niemand een stap verzetten. Maar waar de Israëlieten woonden was het licht. 24 Toen ontbood de farao Mozes en zei: ‘Ga de HEER dan maar vereren. Jullie kinderen mogen mee, maar jullie schapen, geiten en runderen moeten jullie hier laten.’ 25-26 Mozes antwoordde: ‘Zelfs al zou u ons offerdieren ter beschikking stellen, dan nog moet ons eigen vee mee-geen enkel dier mag er achterblijven-want we moeten de HEER, onze God, een offer brengen van dieren uit onze eigen kudden, en pas als we op de plaats van bestemming zijn, weten we waarmee we hem moeten vereren.’27 Maar de HEER zorgde ervoor dat de farao hardnekkig bleef weigeren hen te laten gaan. 28 ‘Uit mijn ogen!’ beval hij. ‘En waag het niet u nog eens te laten zien. Als u hier nog eens verschijnt, wordt dat uw dood.’ 29 ‘Zoals u wilt, ‘antwoordde Mozes, ‘ik zal u niet nog eens onder ogen komen.’ 1 ¶ De HEER zei tegen Mozes: ‘Ik zal de farao en Egypte met nog één plaag treffen, daarna zal hij jullie laten gaan. Hij zal jullie zelfs het land uit jagen, niemand uitgezonderd. 2 Zeg tegen het volk dat iedereen zilveren en gouden sieraden aan zijn buren moet vragen, de mannen aan hun buurman, de vrouwen aan hun buurvrouw.’ 3 De HEER zorgde ervoor dat de Egyptenaren het volk goedgezind waren. Mozes stond zelfs in hoog aanzien bij de hovelingen en bij het Egyptische volk. 4 ¶ Toen zei Mozes tegen de farao: ‘Dit zegt de HEER: Tegen middernacht zal ik rondgaan door Egypte, 5 en dan zullen alle eerstgeborenen in het land sterven, van de eerstgeborene van de farao, zijn troonopvolger, tot de eerstgeborene van de slavin die de handmolen bedient, en ook al het eerstgeboren vee. 6 Overal in Egypte zal luid gejammerd worden, zo luid als men nog nooit heeft gehoord en ook nooit meer horen zal. 7 Maar van de Israëlieten zal niemand een haar gekrenkt worden, en ook hun vee zal niets overkomen. Dat zal u doen beseffen dat de HEER onderscheid maakt tussen Egypte en Israël. 8 Al deze hovelingen hier zullen naar mij toe komen en mij op hun knieën smeken om dit land te verlaten en mijn hele volk mee te nemen. En dat zal ik doen ook.’ Hierop verliet Mozes woedend het paleis. 9 De HEER had tegen Mozes gezegd: ‘De farao zal niet naar jullie luisteren. Zo kan ik des te meer wonderen in Egypte laten gebeuren.’ 10 Al deze wonderen hadden Mozes en Aäron daarna in het bijzijn van de farao verricht, en de HEER had ervoor gezorgd dat de farao hardnekkig bleef weigeren de Israëlieten uit zijn land weg te laten gaan. (NBV)
De Bijbel begint met het verhaal over de aarde en hoe die woest en ledig was. De Geest van God zweefde over de wateren en God besluit die woeste en lege aarde te vullen en tot mensenland te maken. Het begint met het maken van de scheiding tussen duisternis en licht. En nu de bevrijding van de slaven uit Egypte naderbij komt wordt er opnieuw scheiding gemaakt tussen het duister en het licht. Het is alsof de God van Israël opnieuw de aarde tot mensenland gaat maken. Dat het een Godsdaad is wordt in dit verhaal tot uitdrukking gebracht door het drie dagen te laten duren. Dat is het getal van de volheid, het goddelijk getal. Christenen zullen direct denken aan de drie dagen dat Jezus van Nazareth in het graf was afgedaald. Vroeger werd wel verteld dat hier al vooruitgelopen werd op die begrafenis. Maar het omgekeerde is het geval, ook Jezus van Nazareth maakte de drie duistere dagen van Egypte door. Voor de Egyptenaren is het duidelijk, prima mensen die Hebreeuwse slaven maar ze zijn ons volk niet. En als het gaat om de bevrijding van slaven dan gaat het niet aan om net te doen of ze er bij horen.
In de literatuur over de slavernij in Amerika lees je dat telkens terug. Natuurlijk waren er aardige en menselijk blanken die hun slaven menselijk behandelden. Maar het onderscheid tussen blanken en zwarten bleef, slaven bleven slaven en zelfs nadat de slavernij was afgeschaft, na een bloedige burgeroorlog, bleef het verschil bestaan. Tot ver in de tweede helft van de vorige eeuw bestonden er zelfs verschillen in wettelijk vastgelegde rechten van burgers tussen blanke en zwarte burgers. Een burgerrechtenbeweging en een democratische president, die zijn toekomst op het spel durfde zetten, waren nodig om die verschillen uit de wetten te krijgen. En het duurde tot deze eeuw voordat de eerste gedeeltelijk zwarte president werd gekozen en in tal van Amerikaanse media wordt nog het verschil gemaakt tussen blanken en zwarten en worden zwarten als voormalige slaven als minderen bestempeld. Veel mensen vragen zich af hoe het nu zit met de God van Israël, waarom toch zo wreed tegen de Egyptenaren die toch de slaven in hoog aanzien hadden. De God van Israël wilde scheiding maken tussen goed en kwaad, tussen mensenland en chaos. De vraag was niet wie er aardig was en wie niet maar de vraag was wie er bij wilde horen of niet.
In ons land komen mensen op voor kinderen die hier geboren zijn en die uitgewezen dreigen te worden. Die kinderen horen bij ons volk is dan de opvatting, ook al ligt dat niet vast in onze wetten, wie in ons midden is geboren en getogen hoort bij ons, een scheiding tussen hen en ons is niet te maken. Zo maakte de God van Israël een scheiding tussen het volk van Egypte en het volk van Israël. Waar willen wij bij horen? Horen wij bij de armen in de wereld, bij de kinderen die in ons midden zijn geboren, bij de hongerenden met wie wij niet kunnen delen, met de gevangenen om gewetens wil die op komen voor de mensenrechten die wij met hen samen hadden vastgesteld in de Verenigde Naties. bij de vluchtelingen die gedwongen door armoede, geweld of onderdrukking hier een veilig thuis zoeken. Of horen wij bij de rijken in de wereld, die hun rijkdom ophopen en elke poging om hen te laten delen met geweld en vertoon van macht verijdelen. Alle wonderen die Mozes en Aäron in het bijzijn van de farao hadden verricht waren er op gericht te laten zien dat er ook een land kan zijn waar mensen in vrede en veiligheid kunnen wonen. Voor ons Heidenen heeft die God van Israël uiteindelijk zelfs zijn zoon gegeven om ons voor te doen hoe wij moeten handelen om te laten zien dat wij bij die God willen horen, in het land van die God willen wonen.