Psalm 104:16-35
16 De bomen van de HEER zuigen zich vol, de ceders van de Libanon, door hemzelf geplant. 17 De vogels bouwen daar hun nesten, in hun kronen huizen de ooievaars. 18 De hoge bergen zijn voor de steenbokken, in de kloven schuilen de klipdassen. 19 ¶ U hebt de maan gemaakt voor de tijden, de zon weet wanneer zij moet ondergaan. 20 Als u het duister spreidt, valt de nacht, en alles wat leeft in het woud gaat zich roeren. 21 De jonge leeuwen gaan uit op roof, brullend vragen zij God om voedsel. 22 Bij zonsopgang trekken zij zich terug en leggen zich neer in hun legers. 23 De mensen gaan aan het werk en arbeiden door tot de avond. 24 Hoe talrijk zijn uw werken, HEER. Alles hebt u met wijsheid gemaakt, vol van uw schepselen is de aarde. 25 Zie hoe wijd de zee zich uitstrekt. Daar wemelt het, zonder tal, van dieren, klein en groot. 26 Daar bewegen de schepen zich voort, daar gaat Leviatan, door u gemaakt om ermee te spelen. 27 En allen zien ernaar uit dat u brood geeft, op de juiste tijd. 28 Geeft u het, dan doen zij zich te goed, opent zich uw hand, dan worden zij verzadigd. 29 Verberg uw gelaat en zij bezwijken van angst, ontneem hun de adem en het is met hen gedaan, dan keren zij terug tot het stof dat zij waren. 30 Zend uw adem en zij worden schapen, zo geeft u de aarde een nieuw gelaat. 31 ¶ De luister van de HEER moge eeuwig duren, laat de HEER zich verheugen in zijn werken. 32 Hij richt zijn oog op de aarde en zij beeft, hij raakt de bergen aan en zij stoten rook uit. 33 Voor de HEER wil ik zingen zolang ik leef, een lied voor mijn God zolang ik besta. 34 Moge mijn lofzang de HEER behagen, zoals ik mijn vreugde vind in hem. 35 Zondaars zullen van de aardbodem verdwijnen, onrechtvaardigen zullen niet meer bestaan. Prijs de HEER, mijn ziel. Halleluja! (NBV)
Dat zou mooi zijn, dat zou heel mooi zijn, als er eens geen boosdoeners meer zouden bestaan op de aarde. Is dat haalbaar? Moeten we daarin nou geloven? Volgens de Psalm is het niet alleen haalbaar maar zal het er uiteindelijk onvermijdelijk op uitdraaien. Maar we moeten er dan niet zozeer in geloven dat het vanzelf wel zal komen, maar we moeten dat geloven zien als een werkwoord, als een opdracht. “De mensen gaan aan het werk en arbeiden door tot de avond.” staat er in deze Psalm. Dat aan het werk gaan en door gaan tot de avond dat is pas geloven. Dit gedeelte van de Psalm begint met bezingen van de ceders van de Libanon. Volgens de Bijbel de mooiste bomen van de wereld. Door Salomo in Israel geïmporteerd om te gebruiken bij de bouw van de Tempel in Jeruzalem. Die bomen moeten grote indruk gemaakt hebben. Zo’n grote indruk dat je één van die bomen vandaag de dag terugvindt in de vlag van Libanon. Vogels zullen er vandaag de dag toch niet snel nesten bouwen, door het oorlogsgeweld zal hen het tjilpen zijn vergaan en de vruchtbaarheid van ooievaars is in Libanon ver te zoeken.
Wat dat betreft zullen de gewone mensen in Libanon zuchten en smeken dat de boosdoeners eindelijk van de aardbodem verdwenen mogen zijn. Lange tijd zijn de strijdende partijen in de regio onder meer uit elkaar gehouden door troepen van de Verenigde Naties, ook Nederlandse militairen hebben daarbij geholpen. Dat heeft lange tijd gewerkt en het lijkt er op dat het nu nodig zou zijn om met troepen de mensen die in de buurlanden van de Libanon geweld tegen andere burgers gebruiken te doen ophouden. We weten wel hoe we mensen moeten helpen, we doen het alleen zo vaak niet. We lijken op de mensen uit het verleden die geloofden dat de maan en de zon goden waren die vrede en voorspoed konden brengen. De Psalm bezingt terecht dat God voor de zon en de maan heeft gezorgd, in de avond als de maan schijnt kunnen we bijeen komen en de zon weet hoe laat zij moet thuiskomen.
In de Nieuwe Bijbelvertaling die wij hier volgen is dat element van samenkomst en thuiskomen wat weggevallen, in de Naardense Bijbel is dat behouden gebleven. Vroeger heette dat gezette tijden bij de maan. We zetten ons dus voor samenspraak en overleg, voorwaarden voor vrede in de samenleving. In zo’n samenleving hoef je geen angst te hebben, in de nacht niet voor jonge leeuwen, en op zee niet voor een zeemonster als Leviatan. In zo’n samenleving hoef je niet bang te zijn voor honger en stijgende voedselprijzen. Als mensen zoals wij echt voor elkaar willen zorgen, hun naasten liefhebben als zichzelf, is er voldoende om mee te delen en is er voedsel op de hele aarde voor iedereen die het nodig heeft, in overvloed zelfs. Zonder die Geest van God ziet het er donker uit voor de aarde, maar in die Geest zal de aarde zich vernieuwen. Elke dag mogen we daar dus weer opnieuw aan werken, al zingend en God prijzend.