1 Petrus 3:13-22
De oorlog en het lijden in de wereld, die de wereld maken tot een plaats van verwarring, brengen ook ons vaak in verwarring. Als we het goede willen doen en niet dan het goede, wat is dan het goede en hoe weten we dat. Ons eigen lot maakt ons niet uit, zelfs al zouden we zelf moeten lijden dan weten we dat we de gerechtigheid nastreven. Maar de oorlog is er niet verder door eg en het lijden van de mensen niet minder. In de Nieuwe Bijbelvertaling staat dan de opwekking niet bang te zijn voor de mensen. Een vertaling in hedendaags Nederlands die we snappen. Maar de Naardense Bijbel geeft wat beter weer wat er bedoeld wordt : “Vreest niet wat zij te vrezen geven”. Dat oorlog niet minder wordt en dat lijden niet ophoudt is iets wat men ons voortdurend voorhoud. Bijna iedereen in Nederland gelooft inmiddels dat het nooit vrede op aarde zal worden. En dat betekent eigenlijk dat men het geloof heeft opgegeven. Want als Christus, de Bevrijder, de Heer van de wereld is, dan komt er onherroepelijk een tijd dat het vrede is en dat alle tranen gedroogd zullen zijn. Dat is het Evangelie van de bevrijding van de armen dat we mogen verkondigen en waarin alle mensen van de wereld mogen gaan geloven. De hoop op een betere wereld die daardoor in ons leeft kunnen we verantwoorden. Ook rationeel, als je nadenkt over de wereld, dan is vrede en het uitbannen van lijden de enige optie die er is in het leven, niemand wil immers dat anderen blijven lijden. Als je dat wil dan vinden we je toch al heel snel ziek en gestoord. Christenen worden nog al eens bespot om hun zachtmoedigheid, om hun onophoudelijk roepen om vrede en vasthouden aan rechtvaardigheid voor de armsten. Maar wie nadenkt over de wereld, het leven en de mensen zal moeten toegeven dat er een betere wereld is als we alle mensen respecteren en tot hun recht laten komen. Daarom is het goede te doen en niet dan het goede dat wat ons te doen staat, of we geloven of niet. Daarbij hebben we natuurlijk het voorbeeld van Jezus van Nazareth. Die zichzelf opofferde om een bloedige opstand van zijn volk te voorkomen. Pas veertig jaar later liet men zich toch verleiden tot die opstand en werd zelfs de Tempel in Jeruzalem verwoest. Dat de schrijver van deze brief de lezers oproept tot zachtmoedigheid en vasthouden aan dat voorbeeld is dus niet verwonderlijk. Maar dat geldt ook voor ons. De gewoonte onder de volken is om kwaad met kwaad te vergelden. Maar wapens en soldaten sturen daar waar voedsel en gerechtigheid worden gevraagd roept voortdurend nieuw geweld op. We weten dat er geen vloed meer zal komen die alle mensen zal wegvagen zoals in de dagen van Noach. Voor ons maakt het dus niet meer uit hoe lang het duurt voordat iedereen in de wereld het voorbeeld van Jezus van Nazareth volgt, zolang we er zelf maar mee bezig zijn en anderen mee nemen om er ook mee aan de slag te gaan.