Dan zal ik een einde maken aan de schande

Ezechiël 23:36-49

Het wordt de mannen maar weer makkelijk gemaakt in het verhaal dat we vandaag lezen. Die slechte vrouwen ook, branden zullen ze, stenigen moeten we ze. Het loopt uiteraard slecht af met Ohola en Oholiba. De profeet Ezechiël mag recht spreken en als een onafhankelijke rechter benoemt hij nog eens de misdaden van de beide zusters. Het prostitueren, een bacchanaal aanrichten met vreemdelingen en daarbij het tempelgerei gebruiken, het offers brengen aan vreemde goden en het offeren van kinderen en dan ook nog te Tempel van de God van Israël durven te bezoeken. Een deel van die misdaden moet wel gepleegd zijn in de Tempel van de God van Israël zelf. Als je die opsomming voorlegt aan rechtvaardige mannen dan kunnen ze toch niet anders dan vonnissen volgens het recht dat geldt voor echtbreeksters en vrouwen die bloed vergieten. Het wordt de mannen maar gemakkelijk gemaakt. De vrouwen zijn gewaarschuwd nooit meer te doen zoals Ohola en Oholiba want er zijn mannen te vinden die hen zullen vonnissen.

Wij worden door ons gebrek aan kennis gemakkelijk op een verkeerd been gezet. Dat was al begonnen in het begin van dit hoofdstuk toen over de jeugd van beide zusters in Egypte werd gesproken. Zij lieten de tepels op hun borsten verdraaien staat er dan, alsof vrouwen uiteraard zelf schuldig zijn aan seksueel misbruik in hun jeugd. Het tegendeel is het geval, net als in het oordeel over Oholiba en Ohola mannen niet aan het oordeel ontkomen. Want mannen hebben het land dat hen door de God van Israël geschonken was verkwanselt aan de godin Asjeera en ze hadden Baäl vereerd omdat Baäl de aarde zou moeten bevruchten met zijn regen en zijn vruchtbaarheid. Dat belang van de goden van seizoenen hadden ze ook in Egypte geleerd en dat die godendienst tot de dood zou leiden waren ze vergeten. Het waren de mannen die tot in de Tempel van Jeruzalem de beelden hadden neergezet van de Baäl. Het waren de mannen die toen het Noordrijk en het Zuidrijk werden bedreigd bondgenootschappen gesloten hadden met vreemde volken, tot in Egypte toe, die schatting hadden betaald aan vreemde heersers. Bescherming door de God van Israël, vertrouwen op het verbond dat ze hadden gesloten,  was er niet meer bij, was niet meer nodig.

Zo worden de mannen van Israël en Juda afgeschilderd als juffershondjes die blaffend elke worst achterna gelopen waren die hen was voorgehouden. Het zwakke geslacht bestaat niet uit vrouwen volgens Ezechiël het bestaat uit mannen die graag hun eigen zwakke eigenschappen toedichten aan vrouwen, het was de vrouw die hen immers verleid had tot verkeerde daden. Daar was het al mee begonnen toen God de mens nog maar net had geschapen hadden ze elkaar wijs gemaakt. Dat de God van Israël daar een ander commentaar op had gegeven waren ze maar vergeten. Vrouwen immers brachten het leven op aarde, van geslacht op geslacht, mannen moesten zich in het zweet werken, van de vroege morgen tot de late avond. En telkens als het leven met de God van Israël dreigde op te houden waren er weer vrouwen die zorgden dat het door kon gaan, Mirjam de zuster van Mozes, Zippora de vrouw van Mozes, Deborah de richteres, Hanna de moeder van Samuël en noem maar op tot Batseba toe die zorgde dat Salomo de troon kon bestijgen. God vraagt nu eenmaal een omgekeerde wereld waar niet gelet wordt op rijkdom en macht, met man en macht verworven, maar op armoede en zwakheid. Daar mogen wij ook vandaag weer aan werken, van de vroege morgen tot de late avond.

Plaats een reactie