Vreemdelingen zijn er uitgebuit

Ezechiël 22:1-16

Vandaag lezen we een vervloeking van Jeruzalem. Het gaat tegen een stad waar het bloed in de straten vloeide, waar vreemdelingen, weduwen en wezen werden uitgebuit en verdrukt en waar vrouwen door mannen als voorwerpen werden misbruikt. Dat is de stad die uiteindelijk door Babel werd verwoest net als de Tempel van de God van Israël, de prachtige Tempel van Salomo. De stad was bedoeld om Heilig te zijn, net als de Tempel. Daar konden mensen oefenen in het delen van wat ze hadden, iedere morgen en iedere avond kon er een offer worden gebracht als teken dat je bereid was te delen en als erkenning dat wat je aan bezit had niet van jou was maar dat je dat was toegevallen uit de hand van God, je had alleen het beheer van je bezit. Dat volk Israël was vreemde goden na gaan lopen en dat had vergaande gevolgen voor het inrichten van de samenleving volgens de Tora.

Jeruzalem wordt aangesproken als bloedstad, de stad waar het leven wegvloeit. In vers 5 krijgt de stad zelfs een andere naam, in de meeste vertalingen valt dat gegeven weg, gesproken wordt van verwarring binnen de muren maar letterlijk wordt de stad de meesteres van de chaos genoemd. En als je dat leest moet je onwillekeurig denken aan het begin van de schepping toen de aarde woest en ledig was, zo was het dus ook in Jeruzalem, daar was geen leven meer mogelijk. Vorsten pleegde machtsmisbruik, voor de minsten werd er niet gezorgd, niet voor ouden van dagen, niet voor vreemdelingen, weduwen en wezen. Sabbat werd er niet gehouden, mensen werden weer slaaf van werken en lustbevrediging, slaaf ook van vreemde goden. Een hele lijst van ontucht volgt. Steeds worden de inwoners verweten dat ze anderen als voorwerp voor hun lustbevrediging gebruikten. Het leven van anderen, de gevolgen van hun handelen, het speelde allemaal geen rol meer.

Veel mensen zullen denken dat het toch allemaal niet zo erg is wat hier staat. Wij hebben toch ook geen Sabbat? Wij hadden een zondag die er op leek maar ook die hebben we als vrije dag afgeschaft, het werk wordt op de zondag niet meer gestaakt, de handel gaat door. En relaties alleen gericht op lust zijn ook in onze dagen aan de orde van de dag. De zorg voor oude van dagen wordt een onbetaalbare last en vreemdelingen kunnen beter vertrekken. Weduwen en wezen verdienen geen extra zorg in onze samenleving, die moeten maar gewoon werken voor de kost. Het Jeruzalem waar Ezechiël over schrijft was dus gewoon net als alle andere volken op de wereld. Zo dacht de God van Israël er ook over en daarom ging het volk Israël, het volk van Juda, in ballingschap, werd het verspreid over heel de aarde. Zo kwam er schijnbaar een einde aan het grote verhaal van bevrijding uit de slavernij, bevrijding van de dood, het liefhebben van de naaste als jezelf. Schijnbaar want ook in de ballingschap bleven mensen die droom vasthouden, roepen om een samenleving van recht en vrede, waar iedereen mee kan doen. Dat roepen en dat werken aan een  samenleving die zo anders is duurt tot op de dag van vandaag, iedereen mag er aan meedoen, elke dag opnieuw.

Plaats een reactie