Nehemia 10:1-28
Het volk van Israel wordt in oude geschriften graag het verbondsvolk genoemd. Gedacht wordt dan al snel aan wat er in de woestijn bij de berg Horeb gebeurde toen de Wet werd gegeven. Dat ging gepaard met donder en bliksem en het trillen van de aarde. Maar in het verhaal van Nehemia ging het volk zelf de verbintenis aan. Daar kwam geen donder of bliksem aan te pas, laat staan een trillen van de aarde dat de pasgebouwde muur rond Jeruzalem had kunnen beschadigen. Nee, de priesters hadden de Wet voorgelezen, Priesters en Levieten hadden het volk in groepen verdeeld en de Wet regel voor regel uitgelegd en nu ging het er om. Er werd een speciale oorkonde gemaakt en daar kwamen de namen onder van de leiders, van de Levieten en van de priesters. Landvoogd Nehemia ging voorop en vervolgens komen de namen van alle betrokkenen. Het lijkt de onafhankelijkheidsverklaring van de Verenigde Staten wel, daar staan ook alle namen onder van de mensen die de verklaring hebben opgesteld. Zo ook onder het verdrag van Münster uit 1648 waarbij de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden als onafhankelijke staat werd erkend. Onder de geboorte van Naties, onder de grondwetten van volken staan de namen van hen die direct betrokken zijn bij de allereerste afspraken die gemaakt worden over de inrichting van de samenleving. Dat hier de samenleving wordt ingericht volgens het model dat door Mozes werd gegeven is niet verbazingwekkend. Maar dat het gebeurde onder de dreiging van naburige heersers die hun macht zagen afnemen en onder een koning van Perzië die toch heerser bleef over Israel is wel verbazend. Zomaar een volk dat delen met elkaar belangrijker vond dan gehoorzaamheid aan de koning. Hoe zou dat moeten gaan als de oogst mislukte en het voedsel net genoeg was om iedereen te eten te geven? Zou men dan ook bereid zijn om van het weinige dat er was af te staan als belasting voor de koning? Of zouden de minsten in de samenleving inderdaad op de eerste plaats gezet worden? Op het moment dat zo’n grondwet wordt opgesteld zijn de idealen nog groot. Dan geldt nog de gelijkheid tussen burgers, dan zegevieren nog het recht en de rechtvaardigheid. Dan is macht niet voor altijd maar moet macht gedeeld worden met de burgers. Al die deftige handtekeningen brengen die idealen tot uitdrukking. Maar die idealen moeten steeds opnieuw worden geijkt. Zijn ze er nog wel? Is de gewetensvrijheid waarvoor Willem de Zwijger pleitte in zijn verdediging van het afzweren van Philips II als koning nog wel aanwezig in onze samenleving? Is het respect voor een ieder en de vrijheid te geloven wat men wil nog wel aanwezig? Zouden wij onze handtekening nog zetten onder een grondwet waar dat allemaal in staat? Elke dag mogen wij die vraag weer beantwoorden.