Matteüs 11:16-30 Â
Een paar keer per jaar komen de leiders van de 8 rijkste landen bij elkaar, ze noemen zich de G8. Ze kunnen niet zeggen dat ze het niet hebben geweten, de Verenigde Naties hebben het besloten. miljoenen hebben het geroepen: laat ons geschiedenis van “armoede” maken, dan maken we samen geschiedenis. Dan leren onze achterkleinkinderen dat aan het begin van de eenentwintigste eeuw de mensheid zo verstandig was geworden dat het niet meer werd gepikt dat er elke 3 seconden een kind stierf aan armoede. Maar lijken deze leiders op de kinderen die op het marktplein spelen en elkaar toeroepen dat ze als het goed gaat niet willen dansen en als het slecht gaat niet willen rouwen? Jezus wijst op de wonderen die kunnen gebeuren, als je zoveel mensen in beweging ziet komen, als iedere keer weer rond de G8 bijeenkomsten, kun je niet achter blijven dan wil je meedoen in de beweging tegen de armoede. Gerechtigheid heeft iets dwingends er valt niet aan te ontkomen. Toch zul je merken dat er omheen gedraaid zal worden. In de dagen van Jezus waren de dorpen waar de zendelingen van Jezus, de Apostelen, heen gegaan waren hardnekkig, volgens Jezus waren de steden van de heidenen meer bereid de Wet van de woestijn te gaan volgen dan de dorpen die juist door het volgen van die Wet waren ontstaan.
Die dorpen, waaronder Kafernaüm, het dorp waar Jezus zijn toevlucht had gezocht, konden afdalen tot in het diepst van het dodenrijk, die dorpen konden doodvallen. In onze dagen zou dat voor de wereldleiders kunnen gelden, als ze de onrechtvaardige tariefmuren in stand houden en met enorme landbouwsubsidies de oneerlijke concurrentie op de wereldmarkten in stand blijven houden. Maar het lijkt wel of er steeds nieuwe excuses gezocht worden voor uitstel van het eerlijk delen. Als het goed gaat in de wereld en er door de rijke landen meer en meer verdient wordt dan groeien nieuwe economieën als India en China te hard en moet er gematigd worden. Dat de armen in India en China nog helemaal niet meedoen in de nieuw verworven rijkdom blijft buiten beschouwing. Dat de hongerenden in de wereld moeten wachten op voeding tot de auto’s in de rijke landen vrolijk en goedkoop rijden op biobrandstof is het omkeren van de wereld zelf, zoals de bodem onder Sodom werd omgekeerd, lijken we dat nu zelf te gaan doen. Hoogste tijd voor gerechtigheid. Op zich is het allemaal niet zo ingewikkeld wat er nodig is, we zoeken een God die het voor elkaar maakt. Waar is God? We weten het niet. Wat kan God? We weten het niet. Zo eenvoudig is het. Zoals een beroemd Zwitsers theoloog in de vorige eeuw al schreef, als we God zeggen weten we niet wat we zeggen en voor wie geloofd is het zeker dat we dat niet weten. Daarom moet je niet vragen naar God maar naar wat er met de minsten gebeurd. Eenvoudige mensen, die niet zo veel gestudeerd hebben, die hard moeten werken om te overleven, zij weten waar het op aan komt. Komt het naar je toe of wordt het van je afgenomen.
En daar waar alle mensen tellen, waar iedereen belangrijk is, waar niemand beter is dan een ander, waar liefde voor alle mensen de norm is, daar komt het voor gewone mensen zeker naar je toe. In de gewone wereld is dat nu juist bijna nergens het geval. Daar moet je je mond houden en doen wat zogenaamd belangrijke mensen zeggen. Dat blijkt bijvoorbeeld vaak bij de jaarlijkse herdenking van de afschaffing van de slavernij, en de herdenking dus van het leed van de slaven. Daar zijn veel afstammelingen van slaven bij aanwezig. Een deel van die afstammelingen komt uit Suriname maar kunnen die hun familie over laten komen? Bejaarde ooms en tantes, of grootouders voor wie ze eigenlijk moeten zorgen? Nee dus, keurig Nederlands spreken, hard werken of anders terugkeren dat is het beleid. Andere afstammelingen van slaven komen van de Antillen, dat beleid is nog duidelijker, aanpassen of oprotten. Er zijn zelfs politieke partijen die ongestraft kunnen oproepen de eilanden en de bijbehorende mensen maar te verkopen. Slaven werden gehaald, door Nederlandse handelaren, uit Afrika. Tegen de sprekers en spreeksters bij de jaarlijkse herdenking is herhaaldelijk luid en niet mis te verstaan geprotesteerd. Mijn juk is zacht, mijn last is licht zei Jezus. Wij denken dan aan het juk van het melkmeisje met haar twee emmertjes. Maar slaven en hun afstammelingen denken aan het juk van de ossen voor de ploeg, als de os het niet trekt mogen slaven het proberen. Het beeld dat Jezus van Nazareth gebruikt doet vermoeden dat hij dat juk mee op zich neemt. Daarom is zijn juk zacht, gewerkt moet er worden, maar als we zijn voorbeeld willen volgen dan nemen we het juk van de slaven van vandaag mee op ons en werken we schouder aan schouder met hen aan de rechtvaardige samenleving, aan het koninkrijk van God.